ECLI:NL:RBZWB:2024:4301

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/02/421810 / JE RK 24-759
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege zorgen over het middelengebruik en schoolverzuim van [minderjarige]. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft op 22 april 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 waren de ouders van [minderjarige] aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De moeder stemde in met het verzoek, terwijl de vader zich tegen de verlenging verzette, omdat hij vond dat de ondertoezichtstelling weinig had opgeleverd.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er nog steeds veel zorgen zijn over [minderjarige], met name door het hoge schoolverzuim en het middelengebruik. De kinderrechter heeft ook het belang van contactherstel tussen [minderjarige] en zijn vader benadrukt, en de rol van Stipzorg in dit proces. Gezien de aanhoudende zorgen en de noodzaak voor ondersteuning en begeleiding richting de meerderjarigheid, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 9 februari 2025. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uitvoering niet kan worden vertraagd door een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft de beschikking op schrift gesteld op 25 juni 2024, en het hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker of belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421810 / JE RK 24-759
Datum uitspraak: 11 juni 2024
Beschikking betreffende verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure bestaat uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 april 2024, ontvangen op 22 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Hier heeft [minderjarige] geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 september 2020 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] verleend met ingang van 7 september 2020 tot 7 december 2020.
2.4.
Bij beschikking van 25 november 2020 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] verleend met ingang van 7 december 2020 en tot 11 januari 2021.
2.5.
Bij beschikking van 11 januari 2021 is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 11 januari 2021 en tot 11 juli 2021.
2.6.
Bij beschikking van 16 september 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 16 september 2021 en tot 16 september 2022. Ook is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een 24-uurs voorziening, te weten de [zorginstelling] te [plaats 3] , verleend met ingang van 16 september 2021 en tot 16 maart 2022.
2.7.
Bij beschikking van 9 maart 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 16 maart 2022 en tot 16 september 2022.
2.8.
Bij beschikking van 12 september 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 16 september 2023. In die beschikking is tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] laatstelijk verlengd met ingang van 16 september 2022 en tot 16 september 2023.
2.9.
Bij beschikking van 11 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 16 september 2023 en tot 16 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] , met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de overgelegde stukken. De verlenging van de ondertoezichtstelling tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] is met name nodig vanwege de aanhoudende zorgen over het middelengebruik en schoolverzuim van [minderjarige] en het contact tussen [minderjarige] en de vader. Dit contact bestaat momenteel uit appcontact; er is geen op enige regelmaat gebaseerd fysiek contact. De GI blijft het contact stimuleren. Daarbij merkt de GI op dat Stipzorg aangewezen is om het contactherstel te begeleiden. Net als de vader wil [minderjarige] daarin namelijk geen fouten maken. De GI heeft korte lijntjes met Stipzorg en zal het proces de komende tijd nauw in de gaten houden. Verder merkt de GI op dat [minderjarige] erg ambivalent is in zijn houding en gedrag. Zijn motivatie voor hulp of begeleiding verdwijnt bij een enkele tegenslag vrijwel direct. Daarom zou er op een goede dag van [minderjarige] eigenlijk meteen doorgepakt moeten kunnen worden, maar zo werkt het systeem binnen jeugdhulp helaas niet. Nu [minderjarige] vanwege zijn leeftijd nog niet bij St. Emergis terecht kan voor verslavingshulp, heeft de GI hem bij Yes We Can Clinics aangemeld. Daar geldt echter een lange wachttijd en is een intrinsieke motivatie vereist om te kunnen starten met een behandeling. Bij [minderjarige] is daar dus zeer wisselend sprake van. Voorts merkt de GI op dat [minderjarige] de komende periode zo goed mogelijk moet worden ondersteund en begeleid naar zijn achttiende verjaardag. Daar zijn allebei de ouders voor nodig. In dat kader merkt de GI op dat het contact tussen de GI en de vader stil is komen te liggen. De GI is bereid dit weer op te pakken, maar de vader zal daar ook een stap voor moeten zetten.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek. Dit acht zij nodig, omdat de situatie van [minderjarige] op dit moment nog onvoldoende stabiel is. Zijn schoolgang verloopt niet lekker en hij heeft kortgeleden een terugval gehad in drugsgebruik nadat hij om hulp had gevraagd, maar hem geen hulp geboden werd. Voorafgaand aan de terugval had [minderjarige] volgens de moeder al enkele maanden geen drugs gebruikt. Over het contact tussen [minderjarige] en de vader vertelt de moeder dat zij hier niet echt van op de hoogte wordt gehouden. Af en toe laat [minderjarige] er iets over los, maar dit is minimaal. Zelf heeft de moeder vrijwel geen contact met de vader. Tot slot benoemt de moeder dat zij erg veel heeft gehad aan het MST-traject.
4.3.
De vader stemt niet in met het verzoek. Hier ziet hij geen reden toe, omdat de ondertoezichtstelling [minderjarige] de afgelopen tijd weinig heeft opgeleverd. Dat is volgens de vader te wijten aan alle partijen. De vader vindt het ook kwalijk dat hij de afgelopen tijd niet goed op de hoogte is gehouden van de af en toe toch zeer ernstige incidenten die hebben plaatsgevonden. Hier had hij op het moment zelf over geïnformeerd moeten worden, maar in plaats daarvan moest hij het achteraf opmaken uit de verslagen die hij thuisgestuurd krijgt. De vader maakt zich verder zorgen over de grote bedragen die nog steeds op de rekening van [minderjarige] worden gestort; hij hoopt dat [minderjarige] daar geen drugs van koopt. De vader vindt het wel positief dat [minderjarige] zelf hulp heeft gezocht. Tot slot merkt de vader op dat er stappen zijn gezet in het contactherstel. [minderjarige] zoekt nu zo’n drie keer per maand contact met de vader. De vader wil nu op korte termijn een datum prikken om fysiek met [minderjarige] af te spreken. Omdat de vader daarbij geen fouten wil maken, heeft hij Stipzorg ingeschakeld om het contactherstel te begeleiden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot 9 februari 2025. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.2.
Het is de kinderrechter uit de overgelegde stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat er nog steeds veel zorgen zijn over [minderjarige] , waardoor hij nog onverminderd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Deze aanhoudende zorgen zijn enerzijds gelegen in het hoge schoolverzuim en middelengebruik van [minderjarige] , maar ook het contact tussen de vader en [minderjarige] vormt nog steeds een punt van zorg. De kinderrechter acht het van groot belang voor [minderjarige] dat er in de komende tijd verder wordt gewerkt aan het contactherstel met vader met de inzet van Stipzorg. Ook vindt de kinderrechter het belangrijk dat [minderjarige] in de komende periode nog zoveel mogelijk ondersteuning en begeleiding krijgt richting zijn meerderjarigheid. Derhalve acht de kinderrechter de betrokkenheid van de jeugdbescherming, in het kader van een ondertoezichtstelling, nog langer noodzakelijk voor [minderjarige] . Het verzoek zal daarom worden toegewezen voor de verzochte duur.
5.3.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] , te weten tot [geboortedag] 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 door mr. Holierhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 25 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.