ECLI:NL:RBZWB:2024:4303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422863 / JE RK 24-995
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haesen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging zorgregeling na intrekking door de Gecertificeerde Instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI). De minderjarige, geboren op [geboortedag] 2021, woont bij de moeder, terwijl de vader, die de Belgische nationaliteit heeft, ook betrokken is bij de zorg voor het kind. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige sinds 21 december 2022.

De GI had verzocht om de zorgregeling te wijzigen, zodat de minderjarige elke donderdag van 17:00 uur tot 19:00 uur bij de vader zou verblijven. Echter, op 13 juni 2024 heeft de GI dit verzoek ingetrokken, na een escalatie tussen de ouders in het weekend van 1 juni 2024, waarbij de politie moest ingrijpen. De GI oordeelde dat de voorgestelde zorgregeling niet haalbaar was en niet in het belang van de minderjarige.

Aangezien het verzoek tot wijziging van de zorgregeling was ingetrokken, kon de kinderrechter het verzoek niet verder beoordelen en heeft zij het verzoek van de GI afgewezen. De kinderrechter heeft de beschikking in het openbaar uitgesproken, met mr. De Haas als griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker of belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/422863 / JE RK 24-995
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Beschikking betreffende wijziging van de omgangsregeling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 te [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het op 29 mei ontvangen verzoekschrift van de GI, met bijlagen;
- de brief van de GI van 13 juni 2024, ontvangen op 13 juni 2024.

2.De feiten

2.1.
De vader heeft de minderjarige [minderjarige] erkend.
2.2.
De ouders zijn blijkens de aantekening in het centraal gezagsregister sinds 21 december 2022 gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
Bij vonnis van 23 september 2021 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, een voorlopige omgangsregeling vastgesteld inhoudende dat de vader en de [minderjarige] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende elke woensdag van 16.00 uur tot 18.00 uur, een weekend per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en in het andere weekend, naast het contact op woensdag, ook nog gedurende twee uur op een in onderling overleg te bepalen moment op vrijdag, zaterdag of zondag en zijn partijen voorts voor (jeugd)hulpverlening verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland (KisZ).
2.5.
Bij beschikking van 12 augustus 2022 is de [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 12 augustus 2022 en tot 12 augustus 2023. De ondertoezichtstelling is vervolgens bij beschikking van 4 augustus 2023 verlengd, met ingang van 12 augustus 2023 en tot 12 augustus 2024.
2.6.
Bij beschikking van 21 december 2023 is bepaald dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] wordt ingericht en uitgevoerd onder de regie van de GI en dat partijen gehouden zijn de aanwijzingen van de GI daarover op te volgen.
2.7.
De man heeft de Belgische nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de zorgregeling vast te stellen (en naar de kinderrechter begrijpt de op 21 december 2023 vastgestelde zorgregeling te wijzigen) en te bepalen dat [minderjarige] elke donderdag van 17:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijft en daar eet, waarbij de vader voorziet in het vervoer van [minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
Bij brief van 13 juni 2024 heeft de GI het verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling ingetrokken. Ter onderbouwing geeft de GI aan dat er in het weekend van 1 juni 2024, in het bijzijn van de [minderjarige] , een heftige escalatie heeft plaatsgevonden tussen de ouders, waarbij de betrokkenheid van politie noodzakelijk was. Naar aanleiding daarvan acht de GI de verzochte zorgregeling thans niet haalbaar en evenmin in het belang van de [minderjarige] .
4.2.
Nu de GI het verzoek tot wijziging van de zorgregeling heeft ingetrokken, kan dit verzoek niet verder worden beoordeeld. Daarom zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haesen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.