Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1944 te [plaats 1] ;
19 juli 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 7 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1944, die verblijft in een verpleeghuis. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 5 juni 2024, naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling van de burgemeester van Moerdijk op 4 juni 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, en een specialist ouderengeneeskunde. De cliënt heeft aangegeven het niet eens te zijn met het verzoek, maar zijn advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt beperkt is in zijn functioneren door een hersenbeschadiging en dat hij niet meer voor zichzelf kan zorgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, en dat de cliënt afhankelijk is van zorg. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting, maar de rechtbank concludeert dat de criteria voor voortzetting zijn voldaan en verleent de machtiging voor een periode van zes weken. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Borm en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.