ECLI:NL:RBZWB:2024:4330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
11073469 \ VV EXPL 24-36 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van woonruimte met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STICHTING WOONVESTE en twee gedaagden, die niet verschenen zijn. De eisende partij, Woonveste, vorderde ontruiming van een woning waar de gedaagden verblijven, met inachtneming van de belangen van drie minderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat voldaan was aan de bepalingen van artikel 3 en 27 van het IVRK, en dat er maatregelen waren getroffen om te voorkomen dat de kinderen dakloos zouden worden. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met de bepaling dat de ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest plaatsvinden. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Woonveste en de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden in het ongelijk zijn gesteld en dat de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad gerechtvaardigd is, gezien de woonsituatie en de gestelde overlast.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11073469 \ VV EXPL 24-36
Vonnis in kort geding van 25 juni 2024
in de zaak van
STICHTING WOONVESTE,
gevestigd te Drunen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.J. Remmelts,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in de [gemeente] ,
gedaagde partijen,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Woonveste, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 mei 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de brief van Woonveste van 6 juni 2024 met producties 13 tot en met 16;
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagden.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Woonveste vordert - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot ontruiming van de woning aan de [adres] binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
[gedaagde 1] te veroordelen tot betaling binnen veertien dagen na betekening van het vonnis van € 1.700,58 dan wel € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2024;
[gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 566,86 dan wel € 1.000,- per maand, en voor een gedeelte van een maand een pro rata te berekenen gedeelte hiervan, te rekenen vanaf 1 mei 2024 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van de woning;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Aan het gevorderde legt Woonveste het volgende ten grondslag. Tussen Woonveste en de heer [naam] heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot de woning aan de [adres], tegen een huurprijs van laatstelijk € 566,86 per maand. Deze overeenkomst is bij vonnis van de kantonrechter van 31 januari 2024 ontbonden. De ontruiming van de woning stond gepland voor 19 maart 2024 maar heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden omdat kort daarvoor bleek dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de woning verblijven. [gedaagde 1] stelt dat zij per 1 januari 2024 een huurovereenkomst met [naam] is aangegaan tegen een huurprijs van € 1.000,- per maand en dat zij de huurovereenkomst met Woonveste als verhuurder heeft voortgezet. Woonveste betwist het bestaan van een huurovereenkomst tussen [naam] en [gedaagde 1] . Zij verblijven dus zonder recht of titel in de woning. Als wel sprake zou zijn van een huurovereenkomst tussen [naam] en [gedaagde 1] dan is er volgens Woonveste sprake van een beëindigingsgrond zoals genoemd in artikel 7:629 lid 2 BW. Mocht geoordeeld worden dat dat niet het geval is, dan stelt Woonveste dat de woning moet worden ontruimd omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] structureel overlast veroorzaken en er geen huur wordt betaald.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 139 Rv wordt de vordering ten aanzien van de gedaagde tegen wie verstek is verleend, toegewezen, tenzij deze vordering de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.2.
Op vragen van de kantonrechter is van de zijde van Woonveste aangegeven dat het gezin van gedaagden met ingang van januari 2024 onder begeleiding staat van de William Schrikker Groep, van de gemeente en van Jeugdzorg met als doelstelling de belangen van de drie minderjarige kinderen (1, 3 en 5 jaar) te waarborgen in het geval de woning moet worden ontruimd. Met die toezeggingen is voldoende aannemelijk dat is voldaan aan de bepalingen van artikel 3 en 27 IVRK. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voorzien in maatregelen ter voorkoming van het dakloos worden van de kinderen. Ook zijn de betreffende voorzieningen toereikend.
3.3.
De tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingestelde vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonveste worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.311,47
3.5.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad zal worden toegewezen gelet op de woonsituatie met de gestelde overlast en omdat er geen zicht is op verbetering daarvan. Daarmee is het belang van Woonveste bij de voorziening gegeven.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres], [gemeente] , te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Woonveste zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonveste te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Woonveste te betalen:
1. € 1.700,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2024;
2. € 566,86 per maand vanaf 1 mei 2024 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van de woning, en voor een gedeelte van een maand een pro rata te berekenen gedeelte hiervan;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 1.311,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.