Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 6 km per uur boven de toegestane snelheid op de autosnelweg A58, vastgesteld door een trajectcontrole op 6 december 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in het proces-verbaal, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd, maar heeft deze stelling niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken, zoals een huurovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, aangezien de uitzondering in artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) niet van toepassing was.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete blijft staan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.