In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet voeren van zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar rood licht aan de achterzijde van zijn fiets op 2 maart 2023 te Roosendaal. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., was wel aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, ondanks de stelling van de betrokkene dat hij de gedraging niet had verricht.
De kantonrechter heeft ook de argumenten van de gemachtigde over de schending van de hoorplicht beoordeeld en geconcludeerd dat de betrokkene voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt kenbaar te maken. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.