ECLI:NL:RBZWB:2024:4347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
10487337 \ MB VERZ 23-145
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, ongegrond

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld in Bergen op Zoom, waar de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het laten staan van een voertuig in een park op De Stok te Roosendaal op 27 mei 2022. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat er pro forma beroep werd ingesteld en dat de gronden later zouden worden ingediend.

De kantonrechter overwoog dat er sprake was van samenhang tussen verschillende beroepschriften, omdat de rechtsbijstand was verleend door dezelfde gemachtigde en de werkzaamheden in de zaken nagenoeg identiek waren. De kantonrechter concludeerde dat de gemachtigde geen reële extra inspanning had geleverd in deze zaak ten opzichte van andere beroepen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10487337 \ MB VERZ 23-145
CJIB-nummer : 1062 5422 5129 0217
uitspraakdatum : 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken op De Stok te Roosendaal op
27 mei 2022 om 14.47 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat pro-forma beroep wordt ingesteld en dat de gronden later zullen worden ingediend.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 1 maart 2023 is door het CVOM een brief ontvangen waarin gemachtigde aanvoert dat er geen sprake is van samenhangende zaken en de officier van justitie dit ten onrechte op deze wijze heeft beoordeeld bij het toekennen van de proceskostenvergoeding. Dat er sprake is van verschillende feitcodes is geen reden om niet te kunnen spreken van samenhang tussen de verschillende beroepschriften. Het gaat om de inspanning die gemachtigde heeft geleverd bij het indienen van een beroepschrift. De zittingsvertegenwoordiger is van oordeel dat er wel sprake is van samenhang tussen de verschillende zaken nu gebleken is dat er weinig verschil is in het verweer van gemachtigde in de verschillende zaken.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 3, lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht er sprake is van samenhang in het geval dat:
(a) door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld;
(b) waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband; (c) en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
De kantonrechter overweegt dat het verlenen van rechtsbijstand door dezelfde gemachtigde niet ter discussie staat (a). De kantonrechter is van oordeel dat aan het (nagenoeg) gelijktijdig behandelen van de beroepen is voldaan (b). Niet de datum van de hoorzitting, maar de datum van de beslissing is daarbij doorslaggevend.
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat er in de onderliggende zaken sprake is van (nagenoeg) identieke werkzaamheden (c). Zij overweegt hierbij dat gemachtigde heeft volstaan met een standaard (pro forma) beroepschrift, dat gelijk is aan het beroepschrift in de andere zaken, maar geen inhoudelijk relevante verweren heeft geformuleerd die betrekking hebben op deze individuele zaak. In die zin is deze zaak vergelijkbaar met de zaak in ECLI:NL:GHARL:2022:390. Bij de hoorzitting is enkel de verklaring van betrokkene genoemd; dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een reële extra inspanning. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat gemachtigde in deze zaak geen reële extra inspanning heeft geleverd ten opzichte van de andere 24 beroepen en dat de officier van justitie terecht heeft geconcludeerd dat er sprake is van samenhang.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid het proces-verbaal mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: