ECLI:NL:RBZWB:2024:4360

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/02/418114 / JE RK 24-85
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve verlenging machtiging tot uithuisplaatsing in verband met behandeling bij meervoudige kamer na afloopdatum van de maatregel

Op 26 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming Brabant betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft ambtshalve de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 3 augustus 2024. Dit was noodzakelijk omdat de rechtbank niet in staat was om de zaak tijdig te behandelen, mede door verhinderingen van de advocaat van de moeder. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en had al een machtiging tot uithuisplaatsing die op 3 juli 2024 zou aflopen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot een mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer. De betrokken partijen, waaronder de GI, de moeder en haar advocaat, zijn opgeroepen om te verschijnen tijdens deze behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418114 / JE RK 24-85
Datum uitspraak: 26 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Tilburg,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer te Waalwijk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] (Roemenië).

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 1 maart 2024;
- de brief van de GI van 31 mei 2024;
- het e-mailbericht van mr. Van Reeven-Özer van 12 juni 2024, betreffende haar verhinderdata.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van 3 maart 2023 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld tot 3 maart 2024. Tevens heeft de kinderrechter bij diezelfde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg.
2.3
Laatstelijk, bij de in deze zaak gegeven beschikking van 3 maart 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 3 maart 2024 tot 3 maart 2025. Tevens heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 3 maart 2024 tot 3 juli 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4
Op grond van voormelde machtiging verblijf [minderjarige] bij een pleeggezin.
2.5
Het is de kinderrechter bekend dat de GI, in de zaak met kenmerk C/02/423123 / JE RK 24-1051, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen in een voorziening voor pleegzorg of in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. In die zaak is een mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer van de rechtbank bepaald op [datum] 2024 om [uur] , voor welke mondelinge behandeling betrokkenen reeds opgeroepen zijn.

3.Het (resterende) verzoek

3.1
In onderhavige zaak ligt nog ter beoordeling voor het verzoek van de GI om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende duur, te weten tot 3 september 2024.
De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Het is de rechtbank niet gelukt om de zaak met kenmerk C/02/423123 / JE RK 24-1051 vóór de afloopdatum van de machtiging tot uithuisplaatsing in de onderhavige zaak op een mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer te plannen, mede gelet op de verhinderingen van de advocaat van de moeder en de beperkte mogelijkheden om de zaak door de meervoudige kamer van deze rechtbank te laten behandelen. Gelet op de verhinderingen en de mondelinge behandeling in de zaak met kenmerk C/02/423123 / JE RK 24-1051 bij de meervoudige kamer op [datum] 2024, is een ambtshalve verlenging van de huidige machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om het verblijf van [minderjarige] bij het pleeggezin in de tussentijd te waarborgen en ervoor te zorgen dat het resterende deel van het verzoek in deze zaak gelijktijdig door de meervoudige kamer van de rechtbank kan worden behandeld.
4.2
Vooralsnog lijkt te zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, als bedoeld in artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met artikel 1:265b lid 1 BW.
4.3
Gelet hierop alsmede gelet op de afloopdatum van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, zal de kinderrechter deze maatregel ter overbrugging ambtshalve verlengen voor de duur van één maand, te weten met ingang van 3 juli 2024 tot 3 augustus 2024. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot de mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer, als vermeld in het dictum.
4.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 3 juli 2024 tot 3 augustus 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt de behandeling voor het overige aan en roept de GI, de moeder en haar advocaat en de vader op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 om [uur], bij de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (voorzitter mr. Van Leuven), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, om op het resterende deel van het verzoek te worden gehoord;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als een oproeping voor deze mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en haar advocaat en de vader;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.