ECLI:NL:RBZWB:2024:4371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
10541742 \ MB VERZ 23-200
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rykweg A40 te Steenbergen op 8 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had aangevoerd dat hij een blikje drinken vasthield en niet gehoord was door de officier van justitie, wat in strijd was met de wettelijke hoorplicht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze wel gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de officier van justitie opgedragen het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen, evenals een proceskostenvergoeding van € 437,50.

De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de noodzaak om de redelijke termijn van behandeling te respecteren. De kantonrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en betrokkene gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10541742 \ MB VERZ 23-200
CJIB-nummer: 6062 5422 4755 3689
uitspraakdatum: 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] ( [bedrijf] )

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rykweg A40 te Steenbergen op 8 februari 2022 om 15.18 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene persisteert erbij een blikje drinken vast te hebben gehad. Betrokkene had gehoord willen worden door de officier van justitie. Gemachtigde verwijst naar een uitspraak van het hof over het horen door de officier van justitie. Betrokkene is ten onrechte niet gehoord en daarom moet het boetebedrag gematigd worden met 25%. De officier van justitie heeft de foto van de gedraging niet toegezonden aan gemachtigde terwijl hier wel om is verzocht. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd geen dag te laat zijn beroepschrift bij de kantonrechter te hebben ingediend omdat te weten 24 april 2022, de uiterste beroepsdatum, een zondag is. Verder voert gemachtigde aan dat de gedragingsgegevens te summier zijn en dat het op weg van het CVOM had gelegen om een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de verbalisant waarin wordt verklaard op welke wijze is vastgesteld dat er sprake was van een mobiele telefoon. De redelijke termijn is overschreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast en is voldoende toegelicht. De verbalisant heeft verklaard dat de bestuurder tijdens het rijden een telefoon vasthield in beide handen, boven het stuur en bediende met zijn duimen. Hierdoor is het duidelijk dat er sprake was van een mobiel elektronische apparaat.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat namens betrokkene is aangevoerd, dat een blikje vast werd gehouden, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft een duidelijke verklaring gegeven over de constatering van de gedraging.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending van de hoorplicht door de officier van justitie
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien.
De kantonrechter ziet hierin reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 23 februari 2022 en is de redelijke termijn dus met een paar maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 437,50

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 125,-, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 125,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: