In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rykweg A40 te Steenbergen op 8 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had aangevoerd dat hij een blikje drinken vasthield en niet gehoord was door de officier van justitie, wat in strijd was met de wettelijke hoorplicht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze wel gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de officier van justitie opgedragen het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen, evenals een proceskostenvergoeding van € 437,50.
De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de noodzaak om de redelijke termijn van behandeling te respecteren. De kantonrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en betrokkene gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.