ECLI:NL:RBZWB:2024:4372

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
10614205 \ MB VERZ 23-248
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het wisselen van rijstrook zonder het andere verkeer voor te laten gaan op de Rijksweg A16 te Langeweg op 25 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat er geen beelden van de gedraging zijn ontvangen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter gesteld dat de gedraging voldoende vaststaat op basis van de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De kantonrechter heeft de boete daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen om de proceskosten van betrokkene te vergoeden. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 187,50, met een terugbetaling van € 62,50 aan betrokkene voor te veel betaalde zekerheidstelling, en een proceskostenvergoeding van € 437,50.

De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en de griffier C.G. Zevenhuijzen. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10614205 \ MB VERZ 23-248
CJIB-nummer: 0062 5422 4776 8551
uitspraakdatum: 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] ( [bedrijf] )

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: van rijstrook wisselen zonder het andere verkeer voor te laten gaan op de Rijksweg A16 te Langeweg op
25 februari 2022 om 11.51 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft verzocht om beelden te mogen ontvangen maar deze niet ontvangen. Er was geen sprake van het abrupt nemen van een afrit waardoor iemand moest remmen. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de pleeglocatie een uitvoegstrook is en dat betrokkene uitvoegde waarbij een ander voertuig hard zou hebben moeten remmen. Op het specifieke bord blijkt dat een scherpe bocht zou volgen. Als het andere voertuig hard heeft moeten remmen, dan was het voertuig rechts aan het inhalen en reed dan harder dan de voertuigen op de hoofdbaan. Het ligt dan ook niet aan betrokkene dat het voertuig hard heeft moeten remmen. Het is vreemd dat er geen foto’s van de gedraging zijn.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast. De verbalisant heeft verklaard dat de bestuurder welke al lang op de uitvoegstrook reed, moest remmen om een aanrijding te voorkomen. Als betrokkene achter dit voertuig was gaan rijden, dan zou er geen boete opgelegd worden. Er zijn geen beelden van de gedraging, er is daartoe ook geen noodzaak. De verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht is voldoende om vast te stellen dat de gedraging is verricht.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt daarnaast het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat namens betrokkene is aangevoerd, dat het andere voertuig te hard op de invoegstrook reed, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had het voertuig dat al op de invoegstrook reed, voor moeten laten gaan voordat naar rechts werd gegaan. Dat het andere voertuig te hard reed is niet vast komen te staan, maar als dat al zo was doet dat hier niet aan af.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 25 februari 2022 en is de redelijke termijn dus met enkele maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 437,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid het proces-verbaal mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: