ECLI:NL:RBZWB:2024:4377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
10614196 \ MB VERZ 23-247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, namelijk op de Grote Markt te Bergen op Zoom op 24 december 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij op dat moment aan het werk was als bezorger en dat hij een informele ontheffing had gekregen, wat hij onderbouwde met een e-mailbericht. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht het beroep deels gegrond te verklaren, maar twijfelde over de ontheffing.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende vaststond. Echter, de rechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de gedraging plaatsvond, met name de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, omdat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat er een ontheffing was verleend. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald. Daarnaast werd betrokkene een vergoeding van € 75,39 toegekend voor verletkosten.

De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10614196 \ MB VERZ 23-247
CJIB-nummer: 6062 5422 4748 2518
uitspraakdatum: 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is, samen met zijn broer, ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Grote Markt te Bergen op Zoom op 24 december 2021 om 13.30 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene was die dag aan het werk als bezorger van [hotel] . Betrokkene moest regelmatig bestellingen ophalen in het restaurant, deze daarna bezorgen en weer een bestelling ophalen. Betrokkene had in verband hiermee een papier onder de voorruit van het voertuig gelegd. Soms was betrokkene 5 á 10 minuten binnen in het restaurant waardoor het misschien leek dat het voertuig geparkeerd stond. Betrokkene heeft er niet voor gekozen om de achterklep van het voertuig open te laten staan vanwege kostbare spullen in het voertuig. De verweten gedraging vond plaats in de lockdown.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er sprake was van een informele ontheffing. Betrokkene onderbouwt dit met het tonen van een e-mailbericht hierover. Deze beschikking is de enige die betrokkene heeft ontvangen voor dit feit. Betrokkene verzoekt een vergoeding van € 75,39 voor de tijd die betrokkene vrij heeft moeten nemen van zijn werk voor het opstellen van zijn beroepschrift en het verschijnen op de zitting.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast. Betrokkene heeft buiten een parkeervak geparkeerd en de verbalisant heeft tien minuten geen laad en/of losactiviteiten waargenomen. De zittingsvertegenwoordiger heeft twijfel over de ontheffing die zou zijn verleend maar omdat de gedraging al 2,5 jaar geleden zou zijn verricht ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding alsnog informatie op te vragen bij de gemeente.
Daarbij is er sprake van schending van de hoorplicht omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft buiten de parkeervakken geparkeerd.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een ontheffing was verleend vanwege de omstandigheden in coronatijd. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Op grond van artikel 2, lid 1, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht zal de kantonrechter wegens verletkosten van betrokkene een vergoeding toekennen van € 75,39.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de verletkosten van betrokkene van € 75,39.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: