Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, namelijk op de Grote Markt te Bergen op Zoom op 24 december 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij op dat moment aan het werk was als bezorger en dat hij een informele ontheffing had gekregen, wat hij onderbouwde met een e-mailbericht. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht het beroep deels gegrond te verklaren, maar twijfelde over de ontheffing.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende vaststond. Echter, de rechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de gedraging plaatsvond, met name de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, omdat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat er een ontheffing was verleend. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald. Daarnaast werd betrokkene een vergoeding van € 75,39 toegekend voor verletkosten.
De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.