In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 te Bergen op Zoom op 28 mei 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie.
De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de beslissing vernietigd. Tevens is de boete met 25% gematigd, omdat de betrokkene niet was gehoord. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en het boetebedrag gewijzigd. De officier van justitie moet het te veel betaalde bedrag aan de betrokkene terugbetalen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en griffier C.G. Zevenhuijzen.