ECLI:NL:RBZWB:2024:4380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
10844608 \ MB VERZ 23-448
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie door kentekenhouder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, zoals aangegeven door bord E1, op de Koepeldwarsstraat te Bergen op Zoom op 10 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 23 mei 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. Betrokkene voerde aan dat de boete onterecht was opgelegd omdat het voertuig op het moment van de overtreding was verhuurd. Hij had een huurovereenkomst overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling. De officier van justitie had verzocht om aanvullende stukken, maar betrokkene had hierop niet gereageerd.

De kantonrechter overwoog dat op grond van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de boete aan de kentekenhouder wordt opgelegd, tenzij kan worden aangetoond dat de kentekenhouder niet de bestuurder was. Betrokkene had voldoende bewijs geleverd van de verhuur van het voertuig, waardoor de kantonrechter oordeelde dat de boete ten onrechte aan betrokkene was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10844608 \ MB VERZ 23-448
CJIB-nummer : 5062 5422 4848 9178
uitspraakdatum : 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Koepeldwarsstraat te Bergen op Zoom op 10 maart 2022 om 09.21 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht aan hem is opgelegd omdat het voertuig was verhuurd. Betrokkene heeft een huurovereenkomst met het beroepschrift meegezonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op het verzoek van de officier van justitie om een KvK-uittreksel stukken toe te sturen, heeft betrokkene niet gereageerd. De officier van justitie heeft dan ook terecht het beroep ongegrond verklaard. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter ter zitting een stuk overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van een eenmanszaak waarvan betrokkene de eigenaar is. Betrokkene heeft, met het toezenden van de huurovereenkomst, voldoende aangetoond dat het voertuig was verhuurd ten tijde van de verweten gedraging en dat aanspraak gemaakt kan worden op artikel 8 Wahv.

Overwegingen

Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling voldoende onderbouwd door een geldige huurovereenkomst te overleggen. Daarmee staat vast dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: