ECLI:NL:RBZWB:2024:4381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
10631771 \ MB VERZ 23-253
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood licht en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht op 16 april 2022. Betrokkene stelde dat de boete onterecht was opgelegd omdat het voertuig op dat moment verhuurd was. De officier van justitie had het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat betrokkene niet tijdig had gereageerd op een verzoek om aanvullende informatie.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat betrokkene een huurovereenkomst had overgelegd, waaruit bleek dat het voertuig inderdaad verhuurd was ten tijde van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep verklaarden, en dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.

De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 384,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10631771 \ MB VERZ 23-253
CJIB-nummer : 2062 5422 4887 6190
uitspraakdatum : 23 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Jan Vermeerlaan te Roosendaal op 16 april 2022 om 21.30 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht aan hem is opgelegd omdat het voertuig was verhuurd. Betrokkene heeft een huurovereenkomst met het beroepschrift meegezonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht betrokkene ontvankelijk te stellen in het beroep. Na ontvangst van de 1e aanmaning heeft betrokkene contact opgenomen omdat hij de beslissing van de officier van justitie niet had ontvangen. In zo’n geval begint de termijn voor het instellen van beroep bij de kantonrechter opnieuw te lopen. Het telefonisch contact van betrokkene is echter opgevat als het instellen van beroep en daarom is de termijn niet aangepast om beroep in te stellen bij de kantonrechter.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verder verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op het verzoek van de officier van justitie om een KvK-uittreksel stukken toe te sturen, heeft betrokkene niet gereageerd. De officier van justitie heeft dan ook terecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard nu niet tijdig dit verzuim is hersteld. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter ter zitting een stuk overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van een eenmanszaak waarvan betrokkene de eigenaar is. Betrokkene heeft, met het toezenden van de huurovereenkomst, voldoende aangetoond dat het voertuig was verhuurd ten tijde van de verweten gedraging en dat aanspraak gemaakt kan worden op artikel 8 Wahv.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de kantonrechter
Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 25 augustus 2022. Het beroepschrift echter pas op 23 september 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. De kantonrechter is met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzuim niet tijdig is hersteld.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het niet herstellen van het verzuim niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Artikel 5 en artikel 8 Wahv
Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling voldoende onderbouwd door een geldige huurovereenkomst te overleggen. Daarmee staat vast dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 384,- dat betrokkene als zekerheidstelling en eerste verhoging heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: