In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in Marokko zijn gehuwd en de Nederlandse nationaliteit hebben. De vrouw verblijft momenteel in een psychiatrische instelling. De man verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken, terwijl de vrouw zich aan dit verzoek refereert en daarnaast vraagt om een onderhoudsbijdrage van € 1.250 per maand en een bevel tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.
Wat betreft de onderhoudsbijdrage heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw, ondanks haar verblijf in de psychiatrische instelling, voldoende inkomsten heeft om in haar levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van behoeftigheid aan de kant van de vrouw, waardoor het verzoek om een onderhoudsbijdrage is afgewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw tot verdeling van het huwelijksvermogen toegewezen, waarbij is vastgesteld dat het huwelijksvermogensregime onderhevig is aan Nederlands recht, aangezien beide partijen meer dan tien jaar in Nederland hebben gewoond na hun huwelijk. De rechtbank heeft mr. M.A.C.C. van Kreij benoemd als notaris voor de verdeling van de gemeenschap van goederen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.