ECLI:NL:RBZWB:2024:4386

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
24/2521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor carport

Op 28 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. A.C.F. Berkhof, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Verzoekers hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een carport. De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld, omdat het kennelijk gegrond was. De vergunning was verleend op 23 januari 2024, waartegen verzoekers bezwaar hadden gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het verzoek. De vergunninghouder heeft schriftelijk verklaard dat hij geen gebruik zal maken van de omgevingsvergunning totdat er duidelijkheid is over de verleende vergunning. Verzoekers hebben niet gereageerd op deze verklaring, ondanks dat zij twee keer de gelegenheid hebben gekregen om te reageren. Hierdoor is er geen aanleiding om aan te nemen dat de vergunninghouder de bezwaarprocedure niet zal afwachten.

Gelet op het bovenstaande heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2521

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. A.C.F. Berkhof),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

(gemachtigde: [naam 1] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] uit [plaats] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een carport. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk gegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.
1.2.
Het college heeft de vergunning met het besluit van 23 januari 2024 verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Vergunninghouder heeft schriftelijk verklaard dat hij in afwachting van de bodemzaak geen gebruik zal maken van de omgevingsvergunning. Hij heeft aangegeven pas te willen gaan bouwen als er duidelijkheid is over de verleende vergunning. Dit is aan verzoekers voorgelegd. Zij hebben ondanks dat ze daar twee keer een termijn voor hebben gekregen niet op gereageerd. Er is dus geen aanleiding om aan te nemen dat vergunninghouder inderdaad de bezwaarprocedure niet af zal wachten. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 28 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.