Uitspraak
1.[gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak vordert eiseres, wonende op [adres 1], dat gedaagden, eigenaren van het aangrenzende perceel met [adres 2], de takken van bomen en beplanting die overhangen boven haar tuin snoeien. Eiseres stelt dat de overhangende takken hinder en schade veroorzaken aan haar beplanting door onvoldoende zonlicht en regenwater. Gedaagden hebben geweigerd de takken te snoeien, en eiseres beroept zich op artikel 5:44 BW, dat volgens haar hen verplicht om de takken te snoeien. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat artikel 5:44 BW geen grondslag biedt voor een gebod tot snoeien door gedaagden. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat de overhangende takken een onrechtmatige situatie opleveren in de zin van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 5:37 BW. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door gedaagden, en dat eiseres zelf de mogelijkheid heeft om de takken te snoeien. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn vastgesteld op € 813,00.