ECLI:NL:RBZWB:2024:4389
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om omgevingsvergunning voor huifbedopstapstation
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, omdat zij van mening is dat het college niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een huifbedopstapstation. De rechtbank heeft de zaak op 2 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. Tijdens deze zitting is besloten de zaak aan te houden in afwachting van een mogelijke omgevingsvergunning die medio november 2023 verleend zou worden. Op 5 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en aangekondigd dat binnen zes weken uitspraak zou worden gedaan. Uiteindelijk heeft het college op 21 december 2023 alsnog een omgevingsvergunning verleend, waarna de rechtbank op 8 januari 2024 het onderzoek heropende om eiseres de gelegenheid te geven de gevolgen van de vergunning voor haar beroep te verduidelijken.
De rechtbank heeft op 27 mei 2024 de zaak opnieuw behandeld. Eiseres heeft gesteld dat zij niet heeft ingestemd met de aanhouding van haar aanvraag, terwijl het college beweert dat er een afspraak was gemaakt om de aanvraag aan te houden tot de 6e herziening van het bestemmingsplan in werking trad. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijk besluit over de aanhouding van de aanvraag is genomen, maar dat het college er op mocht vertrouwen dat de opsteller van de ruimtelijke onderbouwing gemachtigd was om deze afspraak te maken. De rechtbank concludeert dat eiseres heeft ingestemd met de aanhouding van haar aanvraag, waardoor de beslistermijn nog niet was verstreken en het college niet in gebreke was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat zij geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed krijgt. Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 8 juli 2024.