ECLI:NL:RBZWB:2024:4414

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10343047 \ CV EXPL 23-376 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over loonschaal, loonstop en arbeidsomvang na arbeidsongeschiktheid tussen werknemer en werkgever

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V., over de functie en de bijbehorende loonschaal, de loonstop en de arbeidsomvang na arbeidsongeschiktheid. De werknemer is per 25 april 2016 in dienst getreden als nachtportier, maar stelt dat hij feitelijk als nachtreceptionist werkte. Hij vordert achterstallig loon op basis van loonschaal 5, omdat hij volgens hem werkzaamheden verrichtte die bij deze functie horen. De werkgever heeft echter een loonstop ingesteld omdat de werknemer tijdens zijn re-integratie weigerde passende arbeid te verrichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij recht heeft op een hogere loonschaal en dat de loonstop terecht was. De zaak is aangehouden voor partijen om aanvullende akten in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10343047 \ CV EXPL 23-376
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.H. Vader,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te Nieuwegein,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 12 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast. Op 11 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van [eiser] heeft daarbij spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen verder hebben aangevoerd.
1.2.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de procedure op verzoek van partijen aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Partijen hebben geen schikking bereikt en hebben uiteindelijk verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] treedt per 25 april 2016 voor gemiddeld vier uren per week in de functie van nachtportier in dienst van [bedrijf] , de rechtsvoorganger van [gedaagde] ( [gedaagde] heeft per 2 augustus 2021 [bedrijf] overgenomen).
2.2.
[eiser] raakt per 5 oktober 2018 arbeidsongeschikt.
2.3.
Het UWV brengt op 4 oktober 2019 een arbeidsdeskundig rapport uit, waarin is geconcludeerd dat het aangeboden werk van 6 mei 2019 niet passend is.
2.4.
Op 17 augustus 2020 concludeert de bedrijfsarts dat [eiser] volledig belastbaar is in het eigen werk.
2.5.
Per e-mail van 6 oktober 2020 meldt [eiser] zich ziek, omdat hij het niet eens is met de visie van de bedrijfsarts. [eiser] is van mening dat de werkzaamheden te belastend zijn.
2.6.
Op 12 oktober en 30 november 2020 verschijnt [eiser] niet op het spreekuur van de bedrijfsarts.
2.7.
Het UWV concludeert op 13 november 2020 in een arbeidsdeskundig rapport dat de werkgever van [eiser] onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
2.8.
[gedaagde] stelt per 27 november 2020 een loonstop in.
2.9.
[eiser] vraagt op 2 december 2020 een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Op 23 december 2020 oordeelt de arbeidsdeskundige van het UWV dat het werk – dat [eiser] op 5 juli 2020 moest uitvoeren – passend is.
2.10.
[gedaagde] heft per 16 april 2021 de loonstop op.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen, binnen een week na het wijzen van vonnis, tot betaling aan [eiser] € 4.173,46 bruto en € 8.296,53 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt – samengevat – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
[eiser] is in dienst getreden als nachtportier maar werkte naar verloop van tijd feitelijk als nachtreceptionist. Conform de beschrijving van het functieprofiel uit het Handboek Referentiefuncties Horeca dient deze functie gewaardeerd te worden in loonschaal 5 (functienummer F0.5.1). [eiser] verrichtte namelijk ook de ‘night audit’ en hij controleerde alle kassatransacties, de contanten en debiteuren van de dag. Ook verzorgde [eiser] kleine reparaties en voerde hij huishoudelijke taken uit waaronder het klaarmaken van dranken en ontbijt die hij vervolgens serveerde. Verder verzorgde [eiser] het afstorten van de omzet in de kluis en startte hij bij het begin van de nieuwe dag de systemen op. [eiser] heeft zijn werkgever hier medio maart 2018 op gewezen, maar er werd niets mee gedaan. [eiser] heeft over de periode vanaf januari 2018 tot 1 oktober 2021 recht op loon behorende bij de functie van nachtreceptionist. Aangezien [eiser] vanaf 5 oktober 2018 arbeidsongeschikt is, dient de arbeidsurenomvang als volgt berekend te worden. De arbeidsurenomvang bedroeg aanvankelijk gemiddeld 4 uur per week. De werkelijke arbeidsurenomvang over de periode januari 2018 tot en met september 2018 bedraagt 148 uur per maand. Het achterstallige salaris conform loonschaal 5 berekend over de periode 1 januari 2018 tot 5 oktober 2018 en vanaf 5 oktober 2018 berekend conform loonschaal 5 alsmede op grond van 148 uur per maand bedraagt tot 1 oktober 2021 totaal € 4.173,46 bruto inclusief vakantietoeslag en 25% wettelijke verhoging.
Over de periode 27 november 2020 tot 16 april 2021 heeft [gedaagde] ten onrechte een loonstop ingesteld, nadat [eiser] niet voor een consult bij de arbodienst was verschenen. [eiser] was echter niet in staat om naar de arbodienst te Rotterdam te reizen. Er bestond geen grond voor stopzetting van de loonbetaling, want aan de door de werkgever gestelde voorwaarden om daartoe niet over te gaan had [eiser] voldaan. Daarnaast had [gedaagde] slechts uitbetaling van het loon mogen opschorten. [eiser] maakt aanspraak op het niet uitbetaalde salaris op basis van schaal 5 en dit bedraagt € 8.296,53 bruto, inclusief vakantietoeslag en 25% wettelijke verhoging.
3.3.
[gedaagde] voert – samengevat – het volgende verweer. [gedaagde] betwist dat [eiser] medio maart 2018 heeft medegedeeld dat hij in een te lage loonschaal was ingedeeld. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in het arbeidsdeskundig rapport van 4 oktober 2019 vermeld dat [eiser] reeds anderhalf jaar geen nachtdiensten heeft gedraaid of als nachtportier werkzaam is geweest. [eiser] verrichtte voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid werkzaamheden gelijk aan de functie van medewerker front office/gastheer. Dit blijkt ook uit boekingen die overdag zijn verricht. Ook deze functie valt onder functiegroep 4. De taken en werkzaamheden die [eiser] naar voren heeft gebracht komen overeen met deze functie.
Ten tijde van de ziekmelding van [eiser] was de horeca cao 2018-2019 van toepassing. Conform de cao dient bij berekening van het ziektegeld, wanneer er sprake is van een wisselend aantal arbeidsuren, de hoogte van het loon gerelateerd te worden aan het gemiddeld aantal gewerkte arbeidsuren over een periode van 13 weken voorafgaande aan de eerste ziektedag.
De cao vermeldt dat als de periode van 13 weken geen juiste maatstaf voor vaststelling van het loon blijkt te zijn, uitgegaan dient te worden van een periode van 12 maandtijdvakken. Bij de overname heeft [gedaagde] niet de gehele urenregistratie ontvangen van [bedrijf] en om die reden gaat [gedaagde] uit van het gemiddelde aantal gewerkte uren over de periode van 13 weken voor de ziekmelding. Het gemiddelde over die periode bedraagt 141,756 uur per maand en 32,71 uur per week. Voorts is op verzoek van [eiser] voor de maanden augustus, september en oktober 2021 loon uitbetaald op basis van 38 uur. Ook is het salaris door [gedaagde] exclusief emolumenten uitbetaald. Verrekening is om die reden op zijn plaats.
Op 15 juli 2020 zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot de re-integratie van [eiser] .
De arbeidsdeskundige heeft op 17 augustus 2020 en op 23 december 2020 geconcludeerd dat [eiser] volledig belastbaar is in zijn eigen werk. [eiser] had dus geen gegronde reden om zijn re-integratie activiteiten met ingang van 6 oktober 2020 niet uit te voeren. [eiser] heeft om die reden geen recht op loon over de periode 27 november 2020 tot 16 april 2021.

4.De beoordeling

Loonschaal
4.1.
[eiser] stelt dat hij – voordat hij arbeidsongeschikt werd – werkzaamheden verrichtte behorende bij de functie van nachtmedewerker in plaats van nachtportier. Volgens de door [eiser] overgelegde functieomschrijving verricht een nachtmedewerker zijn werkzaamheden in de nachtelijke uren. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en gesteld dat [eiser] werkzaamheden uitvoerde vergelijkbaar in de functie van medewerker front office/gastheer. De werkzaamheden die [eiser] heeft aangevoerd komen overeen met deze functie, welke is ingeschaald in functiegroep 4.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] slaagt.
4.3.
In het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 4 oktober 2019 vermeldt de deskundige het volgende: ”
De heer [eiser] geeft aan dat hij al anderhalf jaar geen nachtdiensten heeft gedraaid of als nachtportier werkzaam is geweest. Hij is bij zijn huidige werkgever jaren geleden begonnen als nachtportier waarna hij zichzelf omhoog heeft gewerkt als gastheer. Hij heeft verder ook werkzaamheden op kantoor verricht. Echter, volgens de heer [eiser] is dit nooit aangepast in zijn contract, zelfs niet nadat de heer [eiser] dit bij zijn werkgever heeft aangegeven, dat hij overdag totaal andere werkzaamheden verricht met andere verantwoordelijkheden.” Het voorgaande vindt ondersteuning in de verklaring van de heer [naam] , destijds hotelmanager bij [bedrijf] . [naam] heeft verklaard dat [eiser] na enig tijd op eigen verzoek overdag diensten is gaan uitvoeren in de functie van receptiemedewerker. [eiser] betwist dat hij anderhalf jaar geen nachtdiensten heeft gedraaid en heeft ter ondersteuning van zijn stelling handgeschreven notities ten behoeve van zijn werkzaamheden en een hotelreservering overgelegd. Echter hieruit blijkt niet dat [eiser] deze werkzaamheden in de nachtelijke uren verrichtte. Ook in het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 13 november 2020 is vermeld dat [eiser] als medewerker frontoffice werkzaam was. Het UWV geeft daarin een opsomming van de werkzaamheden van [eiser] , maar ook hieruit volgt niet dat [eiser] deze werkzaamheden in de nachturen verrichtte. Ook volgt uit deze werkzaamheden niet dat ze tot loonschaal 5 behoorden.
4.4.
De kantonrechter is gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om zijn stelling te onderbouwen. De vordering tot betaling van achterstallig loon over de periode januari 2018 tot 5 oktober 2018 is dan ook niet toewijsbaar.
Arbeidsomvang
4.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om bij de berekening van het gemiddeld aantal gewerkte arbeidsuren af te wijken van hetgeen in de cao is bepaald. Aangezien door [eiser] niet is aangevoerd dat de periode van 13 weken een onjuiste maatstaf is voor vaststelling van het loon, zal de kantonrechter het loon aan de hand van deze periode berekenen. [eiser] heeft de berekening van [gedaagde] niet betwist. De kantonrechter gaat om die reden er vanuit dat dit correct is. Dit betekent dat de arbeidsomvang per 5 oktober 2018 (de dag dat [eiser] arbeidsongeschikt is geworden) wordt vastgesteld op 141,76 uur per maand dan wel 32,71 uur per week. Uit de overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt tegen welke arbeidsomvang [eiser] is verloond over de periode 5 oktober 2018 tot 1 oktober 2021. Daarnaast doet [gedaagde] een beroep op verrekening vanwege teveel betaald loon over de maanden augustus, september en oktober 2021 en omdat [gedaagde] het loon exclusief emolumenten heeft uitbetaald. [eiser] zal bij akte in de gelegenheid worden gesteld een berekening over te leggen, waarna [gedaagde] bij antwoordakte hierop kan reageren.
Loonstop
4.6.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] een minder verstrekkende maatregel had dienen op te leggen zoals loonopschorting. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Op grond van artikel 7:629 lid 6 BW mag de werkgever het loon opschorten wanneer hij niet in de gelegenheid wordt gesteld te controleren of de werknemer wel recht heeft op loon. Dit wetsartikel is niet van toepassing op de situatie van [eiser] , aangezien de bedrijfsarts [eiser] al had onderzocht. [eiser] had daardoor al voldaan aan de controlevoorschriften.
4.7.
Op grond van artikel 7:629 lid 3, onderdeel c, BW heeft een werknemer geen recht op loon voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid niet verricht. De bedrijfsarts heeft op 17 augustus 2020 geconcludeerd dat [eiser] volledig belastbaar was in het eigen werk. [eiser] heeft geweigerd deze werkzaamheden uit te voeren. Vervolgens concludeert ook de arbeidsdeskundige van het UWV op 23 december 2020 dat het werk – dat [eiser] op 5 juli 2020 moest uitvoeren – passend is. De discussie tussen partijen of [eiser] wel of niet in staat was op 12 oktober en 30 november 2020 te verschijnen bij de bedrijfsarts is daarbij niet van belang. Doordat [eiser] ten onrechte weigerde de passende arbeid te verrichten, verloor hij zijn aanspraak op loon. De vordering is om die reden niet toewijsbaar.
4.8.
Gelet op hetgeen de kantonrechter onder 4.5. heeft overwogen, wordt iedere verdere beslissing aangehouden zodat partijen nog bij akte kunnen reageren. Daarna zal de kantonrechter op alle punten beslissen.

5.De beslissing

De kantonrechter
verwijst de procedure naar de rolzitting van woensdag 17 juli 2024 te 09.00 uur voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiser] zoals overwogen onder 4.5.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.