In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en JR, heeft verzocht om deze verlenging voor een periode van twaalf maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige goed functioneert in het pleeggezin en dat er geen zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De vader, die belast is met het gezag, heeft begrip voor de noodzaak van de verlenging, maar heeft ook zorgen over de huidige pleegplaats en de transitie naar een ander pleeggezin. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de doelstellingen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald en dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 21 mei 2024 tot 21 mei 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.