ECLI:NL:RBZWB:2024:4434

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/421248 / JE RK 24-653
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Donders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van negen maanden, tot 19 februari 2025, op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 april 2024 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 16 mei 2024 plaatsvond, waren de moeder en twee vertegenwoordigsters van de GI aanwezig, terwijl de vader, hoewel opgeroepen, niet verscheen. De kinderrechter heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om haar mening te uiten, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die bij haar moeder woont. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 19 mei 2023 en zou oorspronkelijk eindigen op 19 mei 2024. De GI heeft verzocht om verlenging, omdat de communicatie tussen de ouders is verbeterd, maar er nog steeds onvoldoende zicht is op de situatie van de minderjarige en de samenwerking met de vader moeizaam verloopt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de doelstellingen van de ondertoezichtstelling nog niet volledig zijn behaald en dat het in het belang van de minderjarige is om de voortgang van de hulpverlening te blijven volgen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 28 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421248 / JE RK 24-653
Datum uitspraak: 16 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De vader heeft de rechtbank een e-mailbericht gestuurd met daarin zijn standpunt. Dit e-mailbericht heeft de kinderrechter echter pas bereikt na de mondelinge behandeling en nadat uitspraak is gedaan in de zaak.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening ter gelegenheid van een afzonderlijk kind gesprek naar voren te brengen. Daarvan is door [minderjarige] geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 mei 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 19 mei 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - aangevoerd dat de communicatie tussen de ouders in het afgelopen jaar is verbeterd. De moeder stelt de vader eens in de maand op de hoogte over [minderjarige] (en [naam] ) middels een informatieoverdracht per email. Het lukt de vader met enige regelmaat om te reageren zonder verwijten en diskwalificerende uitspraken naar de moeder. Wanneer dit niet het geval is wordt door de moeder niet op uitspraken van de vader gereageerd. Eind april 2024 hebben de ouders ingestemd met het voortaan mondeling laten plaats vinden van de informatie overdracht.
4.2
Nadat het contact tussen [minderjarige] en de vader aanvankelijk was gestopt is dit per begin september 2023 weer opgestart. Echter heeft de GI er onvoldoende zicht op hoe dit contact verloopt en hoe dit door [minderjarige] wordt ervaren. Dit voornamelijk omdat [minderjarige] niet open staat voor contact met de jeugdbeschermer en er geen samenwerking is met de vader. Respectievelijk in juli 2023, in oktober 2023 en in maart 2024 is er vanuit de GI actie ondernomen om contact met [minderjarige] tot stand te brengen, echter zonder het gewenste resultaat.
4.3
De samenwerking tussen de GI en de moeder verloopt naar behoren. De moeder blijft in contact, zij houdt zich aan gemaakte afspraken en wanneer zij vragen heeft of er zaken onduidelijk zijn zoekt zij de samenwerking op. Dit ligt anders wat betreft de samenwerking tussen de vader en de GI. De vader vindt dat de GI onvoldoende regie neemt en dat er te weinig voortgang is betreffende hulpverlening voor [minderjarige] . Dit maakt dat pas indien deze twee punten zijn verbeterd hij weer open staat voor een goede samenwerking. Bij elkaar zorgt dit ervoor dat de communicatie met de vader moeizaam verloopt en hulpverlening waaronder die van Pro6 niet op gang komt.
4.4
Nadat de vader ter gelegenheid van een overleg met de verschillende hulpverleners op 11 januari 2024 niet is verschenen is de GI- wegens het geringe contact met de vader en de lange wachttijden bij zorgaanbieders - over gegaan tot een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing. Vervolgens is eenmalig tot een gesprek gekomen met de vader. Echter heeft dit onvoldoende tot een bestendige samenwerking tussen de vader en de GI geleid. Wel kon de school van [minderjarige] worden geregeld, nu daartoe door de vader stukken zijn aangeleverd en hij formeel daarvoor toestemming heeft verleend. Intussen geldt hulpverlening vanuit Pro6 niet meer als optie. Het gezin was - bij wijze van alternatief - ingeschreven bij meerdere hulpverleners voor in te zetten systeem therapeutische hulpverlening. Inmiddels is gebleken dat de Gezinsmanager bereid en in staat is deze hulpvraag op te pakken. Er staat daarvoor volgende week een intakegesprek gepland. De vader heeft kenbaar gemaakt, zij het onder protest, langs digitale weg bij dit gesprek aan te zullen sluiten.
4.5
[minderjarige] ontvangt individuele begeleiding van het FACT-team GGz Breburg. In januari 2024 is FACT gestart met de kennismakingsperiode. Die wordt verlengd om de tijd te nemen om [minderjarige] goed te leren kennen en te kijken of FACT in staat is de begeleiding en behandeling te bieden die voor haar nodig is. Ook wordt [minderjarige] gezien door een psychiater binnen GGz Breburg en wordt momenteel de medicatiedosering die zij gebruikt gemonitord. Nog onbekend is welke medicatie (combinatie) haar de juiste ondersteuning kan bieden. Zodra er op al deze vlakken meer duidelijkheid is kan in samenspraak met FACT en met school worden vastgesteld of c.q. welke behandeling voor [minderjarige] haalbaar is en wat haar mogelijkheden zijn ten aanzien van school. FACT heeft aangegeven dat daarvoor nog een periode van circa acht weken nodig zal zijn. De GI acht het in het belang van [minderjarige] aangewezen dat de voortgang daarvan gevolgd kan blijven worden.
4.6
[minderjarige] gaat momenteel naar de observatieklas van de [school] te [plaats] . Zij heeft een aangepast rooster en zij gaat momenteel ongeveer 10 uur per week naar school. Wanneer [minderjarige] goed slaapt, lukt het haar om naar school te gaan. School geeft aan dat een stijgende lijn wordt gezien en dat [minderjarige] het goed doet op school. School wil [minderjarige] graag begeleiden naar een volledig lesrooster (24 uur per week) zodat zij weer onderwijs kan gaan volgen op HAVO niveau, wat ook haar wens is. Om de opbouw in uren in het belang van [minderjarige] aan te passen is de school in afwachting van de bevindingen van FACT over de behandeling en de medicatie.
4.7
Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden is noodzakelijk om gedurende die periode te kunnen toewerken naar stabiele hulpverlening en zo mogelijk behandeling voor [minderjarige] en om systemische hulpverlening op te starten voor het gezin. Ook is in het afgelopen jaar de samenwerking tussen de vader en de GI onvoldoende constructief gebleken. Nu het de vader onvoldoende lukt om de samenwerking met de GI aan te gaan zal de focus voornamelijk komen te liggen bij [minderjarige] en haar hulpverlening. Feitelijk is een periode van zes maanden nodig voor het kunnen blijven monitoren van de voortgang en voor het inplannen van tussentijdse overlegmomenten. Gedurende de daaropvolgende termijn van drie maanden dient duidelijk te worden of de hulpverlening na ommekomst van die periode over kan gaan naar een vrijwillig kader of dat een verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog noodzakelijk is.

5.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft mondeling naar voren gebracht dat zij positief staat tegenover het systeem therapeutisch traject. Verder ziet zij dat [minderjarige] voorzichtig stappen voorwaarts maakt. Zij benoemt als voorbeeld dat [minderjarige] na de meivakantie voor het eerst vijf dagen achtereen naar school is gegaan. Ook laat [minderjarige] zien vertrouwen te hebben in FACT, zo stelt zij zich open voor gesprekken over haar dag- en nachtritme. Ten aanzien van het contact tussen haar en de vader lijkt [minderjarige] vooral te wachten op een initiatief vanuit de vader, nu zij er zeker van wil zijn dat zij bij hem welkom is. Als ouder stelt zij vast dat de situatie vanuit het belang van [minderjarige] bezien nog verre van stabiel en daarmee kwetsbaar is. Daarom acht zij het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor een periode als verzocht.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat sinds de ondertoezichtstelling op 19 mei 2023 er voorzichtige stappen zijn gemaakt, waaronder in de oudercommunicatie en informatieoverdracht tussen de ouders, de schoolgang van [minderjarige] en het contact van haar met FACT. Ook is er zicht op het daadwerkelijk starten van systeem therapeutische hulp verlening. Wat betreft het zicht krijgen op de geestelijke gezondheid van [minderjarige] en het eraan werken dat haar depressieve klachten afnemen geldt dat daarvoor eerst nodig is dat duidelijk wordt of FACT in staat is haar de begeleiding en behandeling te bieden die daarvoor nodig is en dat de medicatie dosering die zij gebruikt nog enige tijd gemonitord wordt. De verwachting is dat, zodra er daarover meer duidelijkheid bestaat, vastgesteld zal kunnen worden welke behandeling voor [minderjarige] haalbaar is en wat haar mogelijkheden zijn ten aanzien van school.
6.2.
Uit het voorgaande volgt dat de doelstellingen van de ondertoezichtstelling nog niet geheel zijn behaald. Dit omdat een specifiek systeem therapeutisch traject voor de ouders nog moet gaan starten, omdat er tussen de vader en de hulpverlening nog steeds sprake is van een fragiele samenwerkingsbasis, omdat ten aanzien van [minderjarige] nog wordt onderzocht wat zij aan begeleiding en behandeling nodig heeft en op welke wijze die haar kan worden geboden en omdat het in [minderjarige] haar belang is dat de ontwikkelingen ten aanzien van mogelijk contactherstel tussen haar en de vader gevolgd blijven worden. Dit betekent dat aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nog steeds wordt voldaan. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Dit vanuit de verwachting dat na verloop van een periode van zes maanden of anders in elk geval per datum afloop ondertoezichtstelling er definitief duidelijkheid zal zijn of de hulpverlening van een verplicht kader naar een vrijwillig kader over zal kunnen gaan.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 19 februari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024 door
mr. Donders, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 28 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.