Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, tot 29 mei 2025. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die de ondertoezichtstelling aanvraagt vanwege de zorg voor de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft. De ouders van de minderjarige zijn belast met het gezag, maar er zijn zorgen over de situatie van de vader, die in detentie verblijft en mogelijk psychische problemen heeft. De moeder werkt hard aan haar herstel en de ontwikkeling van de minderjarige, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich goed ontwikkelt in de huidige situatie.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de relevante stukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen. De moeder en vader zijn beide gehoord, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor de minderjarige en de moeder noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot beëindiging van het gezag heeft ingediend, maar dit verzoek is gewijzigd naar een schorsing van het gezag. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling nog steeds worden voldaan en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling in het belang van de minderjarige is.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI tijdig moet anticiperen op eventuele veranderingen in de hulpverlening en de doelstellingen.