ECLI:NL:RBZWB:2024:4450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422752 / FA RK 24/2383
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van Wvggz

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1991, die momenteel zonder bekende woon- of verblijfplaats is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Haar advocaat heeft aangegeven geen contact met haar te hebben kunnen krijgen en dat betrokkene heeft laten weten geen zorgmachtiging te willen. De rechtbank concludeert dat betrokkene op de hoogte was van de zitting, maar niet wenste aan te sluiten. De officier van justitie was eveneens niet aanwezig.

De rechtbank heeft de processtukken en de medische verklaring van een onafhankelijke psychiater in overweging genomen. Deze psychiater heeft betrokkene niet kunnen bereiken voor een persoonlijk onderzoek, ondanks meerdere pogingen. De rechtbank oordeelt dat de psychiater voldoende heeft gedaan om contact te leggen en dat op basis van de beschikbare gegevens een medische verklaring kan worden opgesteld. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is van ernstig nadeel dat door de psychische stoornis van betrokkene wordt veroorzaakt, vooral gezien het feit dat betrokkene zich mogelijk in het buitenland bevindt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat het verzoek niet uitvoerbaar is zolang betrokkene zich buiten Nederland bevindt. De beslissing is mondeling gegeven en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422752 / FA RK 24/2383
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
momenteel zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 mei 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 24 mei 2024;
- de medische verklaring van 22 mei 2024;
- een zorgplan van 6 mei 2024;
- een niet ingevulde zorgkaart;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties;
- de op 13 juni 2024 ontvangen rapportage annex behandelplan.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2024 in de accommodatie van [ggz-instelling] , [adres] waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene via een telefonische verbinding;
- mevrouw [naam] , verpleegkundig specialist.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat gaf aan geen contact met betrokkene te hebben gehad en niet te weten hoe zij met haar cliënt in contact kan komen. De ambulant zorgverlener heeft naar voren gebracht dat betrokkene een week eerder via email en whats app is ingelicht over de mondelinge behandeling. Daarop werd door betrokkene in eerste instantie niet gereageerd. Vervolgens heeft betrokkene via whats app contact aangegeven niet te zullen aansluiten. Ook wil betrokkene haar huidige verblijfplaats niet delen. Tevens heeft betrokkene aangegeven een zorgmachtiging niet nodig te vinden en daarom geen zorg en contact te wensen vanuit FACT. De advocaat heeft opgemerkt dat de beoordelend psychiater betrokkene niet heeft gesproken en dat betrokkene alsnog de gelegenheid dient te krijgen om door een psychiater in persoon te worden onderzocht en op het verzoek te worden gehoord alvorens eventueel een zorgmachtiging wordt verleend.
De rechtbank concludeert, gelet op het vorenstaande, dat betrokken op de hoogte is van de zitting, maar niet wenst aan te sluiten en dat zij haar standpunt via de zorgverlener kenbaar heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding betrokkene opnieuw in de geleigenheid te stellen op het verzoek te worden gehoord.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat de laatste opname van betrokkene van november 2023 tot januari 2024 in een vrijwillig kader plaatsvond. Er was bij betrokkene sprake van paranoïde psychotische ideeën, zij uitte daarbij bedreigingen naar de begeleiding. Dit gedrag vertoonde zij eerder ook naar haar woonbegeleiding. Kort na deze vrijwillige opname is betrokkene opnieuw instabiel geworden door medicatie ontrouw, middelengebruik (cannabis) en een slaaptekort. Begin april 2024 heeft zij aan haar woning en de gezamenlijke ruimte bij de begeleide woonvorm vernielingen aangebracht. Ook heeft zij gedreigd de woning in brand te steken. Medio april 2024 is wegens een aanhoudend psychotisch beeld en de kans op herhaling van voormeld ernstig nadeel haar huurcontract opgezegd, waarop betrokkene dakloos werd. Daaropvolgend is zij meermaals in verwarde toestand gesignaleerd op Schiphol. Ze is door de crisisdienst beoordeeld, echter werd op dat moment geoordeeld dat er onvoldoende sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Van medio tot eind april 2024 was er slechts sprake van incidenteel telefonisch contact. Bij het laatste contact eind april 2024 verzocht betrokkene, die toen in Duitsland verbleef, om geld over te maken, omdat zij naar Amsterdam wilde afreizen. Er wordt van uit gegaan dat betrokkene de haar voorgeschreven medicatie op dit moment niet gebruikt.
Ten tijde van het laatste fysieke contact met betrokkene verkeerde zij in psychotische toestand en veroorzaakte zij overlast door middel van bedreigingen en droeg zij wapens bij zich.
3.2
De advocaat van betrokkene merkt in de eerste plaats op dat zij meermalen heeft geprobeerd - waaronder per email - met haar cliënt in contact te komen, maar dat dit geen resultaat heeft gehad. Zij is er niet van de op de hoogte waar betrokkene zich op dit moment bevindt. Zij sluit niet uit dat zij momenteel in het buitenland is. Op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling concludeert zij dat haar cliënt zorg en hulpverlening nodig heeft. Bezien uit formeel-juridisch oogpunt, rekening houdend met de door betrokkene tijdens eerdere mondelinge behandelingen getoonde weerstand tegen een zorgmachtiging, wenst zij namens betrokkene te pleiten voor afwijzing van het verzoek. Ook betrekt zij daarbij dat uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater blijkt dat deze niet met betrokkene in persoon heeft kunnen spreken en dat uit de nu beschikbare gegevens niet of onvoldoende blijkt van concreet ernstig nadeel. Bovendien is aannemelijk geworden dat betrokkene in het buitenland verblijft en lijkt het ook om die reden niet doelmatig een zorgmachtiging te verlenen, nu die in dat geval feitelijk niet uitvoerbaar zal zijn.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van betrokkene door een onafhankelijke psychiater een medische verklaring is opgesteld. Daarin heeft de psychiater opgemerkt dat hij, ondanks twee ondernomen pogingen, betrokkene niet in beeld heeft gehad. Hij heeft betrokkene van beide uitnodigingen tijdig op de hoogte gebracht. Zij bleek telkens niet telefonisch te spreken, omdat zij de verbinding direct verbrak. Omdat zij zonder vaste woon- of verblijfplaats is was het niet mogelijk haar te bezoeken. Bij de laatste poging tot contact liet betrokkene via whats app weten dat zij geen enkel contact meer met de GGz wenst en dat zij wil dat al haar gegevens worden vernietigd.
De rechtbank is van oordeel dat de onafhankelijk psychiater alles heeft gedaan wat van hem verwacht mocht worden om met betrokkene in contact te komen teneinde haar te onderzoeken, maar dit door toedoen van betrokkene niet is gelukt. Ingevolge de bepalingen in de Wvggz en relevante jurisprudentie bestaat in dat geval de mogelijkheid voor de onafhankelijke psychiater om op basis van alle overige beschikbare gegevens een medische verklaring op te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding opnieuw te proberen betrokkene te laten onderzoeken door een onafhankelijk psychiater.
4.2
Aan het hiervoor overwogene doet niet af dat op grond van de actuele gegevens er vanuit dient te worden gegaan dat betrokkene zich op dit moment niet in Nederland bevindt. Ook ziet het er niet naar uit dat zij binnen een periode van twee weken, zijnde de geldende periode waarbinnen een zorgmachtiging uiterlijk ten uitvoer moet zijn gelegd, naar Nederland zal zijn teruggekeerd. Evenmin kan op grond van deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank op grond van de op dit moment beschikbare gegevens worden beoordeeld of/in welke mate ten aanzien van betrokkene van door een psychische stoornis veroorzaakt ernstig nadeel sprake is.
Het voorliggend verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs, rechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier, en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.