ECLI:NL:RBZWB:2024:4451

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423055 / FA RK 24/2538
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1948. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de cliënt, haar advocaat en een casemanager, aanwezig waren.

De cliënt, die lijdt aan dementie, vertoont ernstig verwaarlozingsgedrag en heeft problemen met desoriëntatie. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat zij regelmatig agressief reageert en niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. De casemanager en familieleden bevestigden de ernst van de situatie, waarbij de cliënt zelfs 's nachts op straat is aangetroffen. Ondanks pogingen tot thuiszorg en dagbesteding, weigert de cliënt deze hulp en is haar netwerk overbelast geraakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel dat de cliënt en haar omgeving ondervinden te voorkomen. De opname en het verblijf zijn noodzakelijk om de veiligheid van de cliënt en haar echtgenoot te waarborgen. De rechter heeft uiteindelijk de machtiging verleend, die geldig is tot en met 14 december 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423055 / FA RK 24/2538
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 14 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.H.P.M. Verhagen te Breda.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 juni 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 28 mei 2024;
- de medische verklaring van 29 mei 2024;
- het zorgplan van 28 mei 2024;
- het indicatiebesluit van 16 april 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , casemanager dementie;
- de heer [naam 2] , schoonzoon van cliënt;
- mevrouw [naam 3] , huisgenoot dochter van cliënt;
- de heer [naam 4] , echtgenoot van cliënt.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Op de vraag van de behandelend rechter wat zij zoal doet overdag antwoordt cliënt “zitten”. Wanneer de behandelend aan haar vraagt wat zij vindt van het verzoek om een rechterlijke machtiging te verlenen tot opname en verblijf antwoordt cliënt “daar baal ik van”.
3.2
De casemanager dementie brengt naar voren dat cliënt met dementie is gediagnostiseerd. Cliënt kampt met desoriëntatie in plaats en tijd. Verder herkent zij regelmatig haar echtgenoot niet, dit heeft meermalen tot vervelende situaties geleid voor haar echtgenoot, waaronder dat hij werd buitengesloten. Ook verzorgt cliënt zichzelf niet goed meer. Daarbij is sprake van dwaalgedrag door cliënt buitenshuis. Zij wordt vrijwel wekelijks door buren, omwonenden of door de politie teruggebracht. Dit stuit bij cliënt steeds vaker op onbegrip en frustratie, waardoor zij agressief reageert. Cliënt is ook ’s nachts op straat aangetroffen, in enkel ondergoed. Medicatie die is geprobeerd om in deze situatie verandering te brengen wordt door cliënt ofwel niet geaccepteerd, ofwel heeft deze geen effect. Cliënt weigert ook deel te nemen aan de haar geboden dagbesteding. Er is geprobeerd thuiszorg in te zetten via Home Instead, die echter niet werkt, omdat cliënt verbaal agressief reageert zodra er sprake is bemoeienis van buitenaf. Er is/wordt veel hulp en ondersteuning geboden door de kinderen van cliënt, die daardoor echter overbelast zijn geraakt. De situatie van cliënt zorgt er bovendien voor dat haar echtgenoot niet de zorg en aandacht krijgt die hij nodig heeft. Cliënt is aangemeld bij een zorgaccommodatie ( [accommodatie] ), waar zij maandag aanstaande kan worden geplaatst in het geval dat een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf wordt verleend.
3.3
De schoonzoon en de huisgenoot van de dochter van cliënt sluiten zich aan bij hetgeen door de casemanager dementie naar voren is gebracht.
3.4
De advocaat voert aan dat hij kennis heeft genomen van de inhoud van de medische verklaring, van de overige stukken en van de mondelinge toelichting van de casemanager dementie. Daarvan uitgaande stelt hij vast dat er grote problemen zijn rondom de situatie van zijn cliënt. Zo is zij gisterochtend nog door de politie thuisgebracht. Hij spreekt zijn grote waardering uit voor de inzet door alle direct betrokkenen. Verder wijst hij erop dat hij tijdens het voorgesprek met zijn cliënt op 13 juni 2024 met haar heeft afgesproken namens haar tijdens de mondelinge behandeling aan te zullen geven dat zij erg graag thuis wil blijven wonen. Met deze toelichting wenst hij zich ten aanzien van het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten dementie.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade voor een ander. Cliënt eet slecht en heeft in combinatie met haar drang om te wandelen veel gewicht verloren, is meermaals schaars gekleed (’s nachts) op straat aangetroffen, reageert regelmatig agressief naar haar echtgenoot, familie, zorgverleners en politie, weigert soms medicatie en benadeelt de gezondheid van haar echtgenoot door hem buiten te sluiten.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het (soms met agressie) afhouden van zorg, het (nachtelijk) dwalen, de belasting voor het netwerk en de gezondheid van de echtgenoot maken dat veilig verblijf thuis niet langer mogelijk is.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Uit de vele verslagen van de thuiszorg in het dossier is gebleken dat cliënt de zorg niet of nauwelijks accepteert. Ook dagbesteding wordt geweigerd door cliënt. Het netwerk van cliënt is overbelast geraakt en niet langer in staat de zorg op zich te nemen.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Dit blijkt uit de uitlatingen die zij zowel tegenover haar advocaat als naar de rechter heeft gedaan.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 december 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs, rechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.