ECLI:NL:RBZWB:2024:4453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423440 / FA RK 24/2708
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1939. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en is gediagnosticeerd met vasculaire dementie en is insulineafhankelijk vanwege diabetes. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2024 heeft de cliënt aangegeven dat hij liever thuis bij zijn vrouw zou zijn, in plaats van in de zorgaccommodatie. De specialist ouderengeneeskunde heeft echter verklaard dat de cliënt 24-uurs zorg en ondersteuning nodig heeft, gezien zijn toestand en het feit dat zijn echtgenote overbelast is door de zorg voor hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken, tot en met 26 juli 2024. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs en is op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423440 / FA RK 24/2708
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 14 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie] ,
[adres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. P. Doorakkers te Dongen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 juni 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Ermelo van 12 juni 2024;
de medische verklaring van 12 juni 2024;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 5 april 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , AIOS ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 3] , verzorgende.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij helemaal niet in de zorgaccommodatie hoeft te zijn. Hij zou ook niet weten wat hij daar kan doen. Over zijn leeftijd merkt hij op “ik ben negentig, of tachtig.” Op de vraag van de behandelend rechter wat hij het liefst zou willen, antwoordt cliënt “gewoon thuis bij mijn vrouw zijn; ze kunnen mij hier niet beter verzorgen dan dat mijn vrouw dat kan”.
3.2
De specialist ouderengeneeskunde brengt naar voren dat cliënt met vasculaire dementie is gediagnostiseerd. Verder is cliënt insuline afhankelijk in verband met diabetes. Op 12 juni 2024 is hij in crisis opgenomen van een vakantieadres in een zorghotel in een andere regio. Cliënt liet in het zorghotel agressief gedrag zien naar zijn echtgenote. Ook at en dronk hij niet meer en accepteerde geen insuline. Gedurende de crisisopname wordt, na een aanvankelijk lastige medicatie-overdracht, gezien dat sinds de bloedsuikerspiegel onder controle is, de toestand van cliënt verbetert. Cliënt neemt ook weer zelfstandig vocht tot zich, agressief gedrag heeft hij tot dusver niet laten zien. Wel blijkt bij cliënt de behoefte aan 24-uurs zorg en sturing/ondersteuning aanwezig. Uit de op dit moment beschikbare informatie is gebleken dat de echtgenote van cliënt al langere tijd overbelast is. Niet duidelijk is of/in hoeverre er in de thuissituatie ambulante zorg was/is ingezet. Cliënt verblijft momenteel op een gesloten afdeling. Hij laat blijken hier niet te willen zijn. Nader zal onderzocht gaan worden welke opties er zijn qua verblijf op langere termijn en of c.q. wanneer en op welke wijze hij eventueel naar huis zou kunnen terugkeren.
3.3
De AIOS en de verzorgende sluiten zich aan bij hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht. De AIOS merkt aanvullend op dat cliënt al voor de cisisopname op de wachtlijst was geplaatst voor een zorgopname.
3.4
De advocaat voert aan dat de summiere informatie in het zaakdossier het voor hem lastig maakt om namens zijn cliënt over het voorliggend verzoek een standpunt in te nemen. Hij leidt uit de wel beschikbare gegevens af dat cliënt, kennelijk in een situatie waarin van een crisis sprake was, naar de zorgaccommodatie is overgebracht. Echter ontbreekt daarover essentiële achtergrondinformatie. Er zijn geen familieleden verschenen, die een en ander zouden kunnen toelichten. Wel komt het hem voor, rekening houdend met de mondeling gegeven toelichting en de al bekende inhoud van het zaakdossier, dat het voorliggend verzoek voldoet aan de criteria. Dit alles neemt niet weg dat zijn cliënt duidelijk is in zijn standpunt: hij wil niet in de zorgaccommodatie zijn, nu hij daar te zeer in zijn vrijheden wordt beperkt. Namens cliënt stelt hij zich daarom formeel-juridisch op het standpunt dat het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling dient te worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Op 12 juni 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Ermelo ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van een psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, te weten vasculaire dementie, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is van een vakantie-adres in een zorghotel, waar hij op dat moment met zijn echtgenote verbleef, in crisis opgenomen. Uit de actuele beschikbare gegevens blijkt dat cliënt aldaar niet langer wilde eten en/of drinken, dat hij tevens medicatie, waaronder die in verband met diabetes, weigerde en hij aan somatische controles niet wilde meewerken. Daarbij vertoonde cliënt agressief gedrag naar zijn echtgenote.
4.3
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Er wordt met de in het kader van de inbewaringinstelling geboden zorg voorzichtig enige stabilisatie gezien. Daaraan doet niet af dat gebleken is dat cliënt 24 uur zorg, toezicht en begeleiding nodig heeft en dat de echtgenote van cliënt al langere tijd overbelast door de zorg voor cliënt. Er is dan ook nog veel onduidelijk voor wat betreft het zorg- en woonperspectief van cliënt in relatie tot zijn actuele toestand. Om die reden is voortzetting van de inbewaringstelling op dit moment nog noodzakelijk.
4.4
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie.
4.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 juli 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs, rechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.