3.5De advocaat van betrokkene voert ter onderbouwing van haar verweer tegen het verzoek aan dat uit de stukken is gebleken dat de medische verklaring niet is opgesteld door de psychiater die met cliënt heeft gesproken. De medische verklaring is niet actueel, nu deze alleen is opgebouwd en onderbouwd met oudere dossier informatie en een mail ter afmelding van een gepland gesprek, die volgens betrokkene bovendien aan zijn mentor was geadresseerd en niet aan de onafhankelijk psychiater. De laatst genoemde heeft onvoldoende onderzoek kunnen doen om tot zijn verklaring te komen. Dit terwijl cliënt niet onvindbaar was of zich aan de zorg heeft onttrokken. Behoudens noodsituaties dient er een persoonlijk onderzoek te hebben plaats gevonden (HR 25-09-2020 ECLI : NL:HR:2020:1509). Het had op de weg van de psychiater gelegen om -eventueel in overleg met de mentor van cliënt- nogmaals naar [plaats 1] af te reizen op een moment dat de mentor er ook zou zijn. Rekening houdend met de afloopdatum van de huidige zorgmachtiging, te weten 6 juli 2024, behoorde dit tot de mogelijkheden.
Tevens is het zorgplan niet in overleg met betrokkene opgesteld. Betrokkene heeft dit niet ingezien noch heeft hierover een gesprek plaatsgevonden. Op grond van artikel 5:13 Wvggz dient het zorgplan tot stand te worden gebracht in overleg met de betreffende cliënt. De zorgkaart heeft cliënt niet ontvangen en niet in kunnen vullen. Hierdoor is er tevens niet voldaan aan artikel 5:17 lid 3 Wvggz. (ECLI :NL:HR:2022:1399).
Gesteld wordt door de officier van justitie dat er sprake is van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en/of middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Cliënt kan zich niet vinden in de gestelde stoornis door de onafhankelijk arts. In de medische verklaring wordt niet ingegaan op een middel- gerelateerde-/verslavingsstoornis of wordt dit in het dossier nader onderbouwd. In september 2022 is een psychiatrisch onderzoek - bij wijze van second opinion - uitgevoerd door drs. [naam 4] , AIOS mede namens prof. dr. [naam 5] , psychiater. Daaruit blijkt dat indertijd de canabisabusus reeds in remissie was. Betrokkene is daarnaast van mening dat hij niet lijdt aan schizofrenie, maar aan een vorm van sensitieve Asperger met een psychose gevoeligheid. Uit de voornoemde second opinion blijkt dat ook deze artsen aangeven dat nader onderzoek gedaan kan worden om diagnostiek naar autisme in te zetten. Tot op heden is dit niet gebeurd.
Betrokkene is het ook oneens met het gestelde ernstig nadeel. Hoewel hij op dit moment geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, heeft hij wel een tijdelijk verblijfadres en heeft hij aan de GGz meerdere malen aangegeven dat hij begeleid wil wonen. Dit is door de GGZ simpelweg niet opgepakt. Er is echter volgens betrokkene geen sprake van maatschappelijke teloorgang of materiële schade of agressie noch van de andere gestelde varianten.
Cliënt heeft in het verleden nooit hulp geweigerd, momenteel gebruikt hij op vrijwillige basis medicatie: abilify. Ten tijde van de laatste klinische opname had betrokkene zich zelf eerst gemeld, omdat hij voelde dat het niet goed met hem ging, echter is hij vervolgens naar huis gestuurd. Een maand later volgde er alsnog een crisisopname. Betrokkene beschikt zelf overigens over een crisissignaleringsplan, dat nog steeds actueel is. Indien de GGZ daaraan gehoor geeft kan daarmee een opname worden voorkomen. Cliënt vindt een zorgmachtiging dan ook overbodig, buiten proportie en niet doelmatig. Hij gebruikt op vrijwillige wijze zijn medicatie. Alle verzochte verplichte zorgvormen zijn op dit moment niet voorzienbaar. De zorgmachtiging voor cliënt dient dan ook niet als vangnet te worden opgelegd, maar dient te worden afgewezen. Dit vanuit de doelstelling van betrokkene om te werken naar een begeleide woonsituatie. Zolang hiervoor geen stappen worden gezet is de geboden zorg ook niet doelmatig voor betrokkene.
Er is geen noodzaak voor het verplicht toedienen van medicatie, voor het verrichten van medische controles en voor het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening. Betrokkene gebruikt zijn medicatie en haalt deze telkens op bij zijn apotheek. Dit behoeft niet als verplichte zorg te worden opgelegd. Hij heeft nog nimmer een foute bloedspiegel gehad en werkte altijd mee aan controles hiervoor. Ook uit de bevindingen van de geneesheer-directeur blijkt niet van de noodzaak om dit verplicht op te leggen. Controles voor somatische klachten zijn niet geïndiceerd en een onderbouwing volgt tevens niet uit het dossier. Betrokkene heeft geen somatische klachten. Controles behoeven dan ook niet als verplichte zorgvorm te worden opgelegd. Ook hoeft het toedienen van vocht en voeding niet als verplichte zorgvorm te worden opgelegd.
Verder is betrokkene in het afgelopen jaar niet ingesloten geweest. Ook bij zijn laatste
opname voor de duur van één maand is er geen insluiting geweest op een separeer noch een
kamerprogramma mét een gesloten kamerdeur. Insluiten is dan ook geheel niet voorzienbaar
en dient te worden afgewezen.
Indien door de rechtbank desondanks op het daartoe strekkend verzoek een zorgmachtiging wordt verleend wordt in elk geval verzocht, nu een machtiging wordt verzocht voor de lange duur van twaalf maanden, dit niet te laten gelden voor opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Een opname is niet voorzienbaar en dient ook niet als vangnet te worden opgelegd. De Hoge Raad heeft duidelijk aangegeven dat opgelegde verplichte zorg voorzienbaar dient te zijn. Dit is in casu geheel niet het geval. Zeker niet nu dit is bepaald door een onafhankelijk arts die cliënt niet heeft gesproken. Ervan uitgaande dat cliënt niet onmiddellijk behoeft te worden opgenomen is tevens niet te voorzien wanneer dit dan wel het geval is. Indien over een geruime periode van drie of vier maanden in de toekomst wel een opname zou moeten volgen, dan dient eerst een nieuwe medische verklaring te worden opgesteld door een onafhankelijk arts. De laatste opname dateert bovendien van ruim anderhalf jaar geleden en was van korte duur. Daarom dient tevens op voorhand vast te staan in hoeverre een verplichte opname in duur mogelijk zou zijn. (Ecli: NL: HR 2020:1012 HR 5 juni 2020).
Op grond van al het voorgaande wordt namens betrokkene
primairverzocht het verzoek af te wijzen. Bij wijze van
subsidiairstandpunt wordt verzocht de zorgmachtiging te verkorten tot een periode van drie maanden teneinde alsnog in direct contact met cliënt te kunnen treden voor het opstellen van een nieuwe medische verklaring en het opstellen van een nieuw zorgplan in overleg met cliënt en daarbij te bepalen dat de zorgmachtiging haar geldigheid verliest indien deze niet binnen twee weken ten uitvoer wordt gelegd. Verwezen wordt daartoe naar de beslissing van de rechtbank Rotterdam 30-04-2021 (ECLI : NL:RBROT: 2021:4334).
Meer subsidiairwordt verzocht, in het geval dat tevens het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie als verplichte zorgvormen in de zorgmachtiging worden opgenomen, deze beide zorgvormen in duur te beperken tot een periode van maximaal vier maanden. Dit rekening houdend met de gegevens die naar voren zijn gekomen tijdens de mondelinge behandeling over de laatste klinische opnames van betrokkene.
Ten aanzien van het verplicht opleggen als zorgvorm van het aanbrengen van beperkingen in
de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen
of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen concludeert zij namens
betrokkene tot referte.