ECLI:NL:RBZWB:2024:4455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423051 / FA RK 24/2536
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene met psychische stoornissen

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1965, die lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, alsook persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene sinds 1993 onder behandeling is en dat er sprake is van een chronisch ziektebeeld met momenten van impulsdoorbraken en achterdocht. De psychiater en casemanager hebben de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd, gezien de risico's van ontregeling en agressief gedrag van betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2024 was de advocaat van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De rechtbank heeft de medische verklaring en het zorgplan beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoen aan de wettelijke eisen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs en schriftelijk uitgewerkt op 25 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423051 / FA RK 24/2536
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 juni 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 30 mei 2024;
- de medische verklaring van 29 mei 2024;
- een zorgplan van 10 mei 2024;
- een zorgkaart van 22 mei 2024;
- de beschikking van deze rechtbank van 3 april 2024 waarbij een mentorschap is ingesteld over betrokkene;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties;
- het op 12 juni 2024 van de advocaat van betrokkene ontvangen verweerschrift, met bijlagen;
- de op 13 juni 2024 ontvangen brief van de heer [naam 1] , mentor van betrokkene.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024 te Breda, aan het adres van FACT Noord, Bastionstraat 1.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- mevrouw [naam 2] , casemanager FACT;
- de heer [naam 3] , psychiater.
De advocaat van betrokkene heeft vooraf schriftelijk bericht en mondeling bevestigd dat betrokkene ervoor kiest niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn en dat hij ermee instemt dat zij namens hem het woord zal voeren.
1.4
De mentor van betrokkene is niet verschenen, maar heeft schriftelijk zijn standpunt aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
1.5
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
De psychiater brengt naar voren dat betrokkene sinds 1993 onder GGz behandeling is. Betrokkene kampt met schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Er is sprake van een chronisch ziektebeeld. Betrokkene kent momenten waarop sprake is van impulsdoorbraken vanuit zijn persoon, dan wel ingegeven vanuit achterdocht. In het verleden hebben die momenten geleid tot dreigementen van betrokkene naar zijn buren, omdat hij vond dat hij door die buren weggepest werd. De psychiater heeft betrokkene gisteren nog gezien. Betrokkene was toen boos en maakte een psychotische indruk, hij benoemde van adel te zijn. Betrokkene betwist de gediagnostiseerde stoornis, volgens hem is bij hem van sensitieve Asperger sprake. Betrokkene kent een geschiedenis van meerdere klinische opnames, deels vrijwillig en deels met een verplicht karakter. Betrokkene heeft een tijd lang bij DSV verbleven. Ook daar kampte hij met periodes van achterdocht. Inmiddels verblijft hij in een recreatiepark te [plaats 1] . Hij kan daar echter niet voor langere tijd blijven. Hij zal daarom bij RIBW te [plaats 2] worden aangemeld. Mogelijk zal hij ter overbrugging van de tijd tot er plaats is bij RIBW bij de [locatie] gaan verblijven. Zodra er een begeleide woonvorm is gevonden, zal hij tevens worden aangemeld bij [ggz-instelling] .
Betrokkene is intussen al langere tijd ambulant in behandeling, waarmee hij in het dagelijks leven relatief goed functioneert. Dit houdt mogelijk ook verband met zijn huidige woon-situatie in het recreatiepark, waar er minder prikkels zijn. Betrokkene gebruikt ook medicatie, echter één van de voorgeschreven medicijnen weigert hij vanwege te bijwerkingen te nemen. Dit en het voortdurend gebruik van cannabis, waarvan hij overtuigd is dat hij die nodig heeft voor zijn luchtwegen, zorgt er bij elkaar voor dat het, gelet ook op het verleden, vrijwel zeker is dat hij met de thans geaccepteerde zorg niet voor langere tijd stabiel zal blijven. De psychiater ondersteunt daarom het voorliggend verzoek, voor zover dit ziet op het verplicht toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het onderhouden van contact met het ambulante team. Tevens dient in zijn visie over een opnamemogelijkheid te kunnen worden beschikt om in geval van nieuwe ontregeling adequaat te kunnen ingrijpen en betrokkene opnieuw in te kunnen stellen op medicatie en voldoende te kunnen stabiliseren. Tot dusver zijn opnames gedurende één tot enkele maanden met een maximum van vier maanden daarvoor noodzakelijk gebleken. Op dit moment valt niet te voorspellen wanneer dit moment zich zal voordoen. De laatste klinische opname dateert van juni - aug 2023. Ten slotte wijst hij op het belang van insluiten als verplichte zorgvorm, voor situaties waarin agressie van betrokkene naar de zorgverlening tijdelijke separatie noodzakelijk maakt. In het verleden is insluiting nog niet nodig geweest.
3.2
De casemanager FACT sluit zich aan bij hetgeen door de psychiater naar voren is gebracht. Aanvullend merkt zij op dat haar bekend is dat betrokkene naast cannabis ook speed heeft gebruikt. Hoewel wordt geprobeerd de medicatie toediening zoveel mogelijk niet onder dwang te laten plaatsvinden heeft de ervaring geleerd dat er een moment komt, waarop betrokkene de hem voorgeschreven meest noodzakelijke medicatie niet langer accepteert. Betrokkene heeft inmiddels een mentor, verder fungeren de ouders van betrokkene voor hem nog steeds in meerdere opzichten als vangnet.
3.3
De mentor van betrokkene heeft vooraf schriftelijk bericht dat hij en de onafhankelijk psychiater met wie hij contact heeft gehad van opvatting zijn dat het verlenen van een zorgmachtiging als verzocht op dit moment in het belang van betrokkene is. Betrokkene is regelmatig dermate psychotisch en verward dat een zorgmachtiging de mogelijkheid biedt om hem te kunnen beschermen als dat nodig is. Wel met de kanttekening dat ingrijpen zeer zorgvuldig moet worden afgewogen, omdat dit dermate beangstigend is voor betrokkene dat hij naar zijn zeggen de dan in te zetten medicatie (Cisordinol) niet goed verdraagt. Betrokkene verzet zich tegen een zorgmachtiging, hij ziet niet in waarom dit nodig is en is niet op de afspraken voor een onafhankelijke beoordeling verschenen.
3.5
De advocaat van betrokkene voert ter onderbouwing van haar verweer tegen het verzoek aan dat uit de stukken is gebleken dat de medische verklaring niet is opgesteld door de psychiater die met cliënt heeft gesproken. De medische verklaring is niet actueel, nu deze alleen is opgebouwd en onderbouwd met oudere dossier informatie en een mail ter afmelding van een gepland gesprek, die volgens betrokkene bovendien aan zijn mentor was geadresseerd en niet aan de onafhankelijk psychiater. De laatst genoemde heeft onvoldoende onderzoek kunnen doen om tot zijn verklaring te komen. Dit terwijl cliënt niet onvindbaar was of zich aan de zorg heeft onttrokken. Behoudens noodsituaties dient er een persoonlijk onderzoek te hebben plaats gevonden (HR 25-09-2020 ECLI : NL:HR:2020:1509). Het had op de weg van de psychiater gelegen om -eventueel in overleg met de mentor van cliënt- nogmaals naar [plaats 1] af te reizen op een moment dat de mentor er ook zou zijn. Rekening houdend met de afloopdatum van de huidige zorgmachtiging, te weten 6 juli 2024, behoorde dit tot de mogelijkheden.
Tevens is het zorgplan niet in overleg met betrokkene opgesteld. Betrokkene heeft dit niet ingezien noch heeft hierover een gesprek plaatsgevonden. Op grond van artikel 5:13 Wvggz dient het zorgplan tot stand te worden gebracht in overleg met de betreffende cliënt. De zorgkaart heeft cliënt niet ontvangen en niet in kunnen vullen. Hierdoor is er tevens niet voldaan aan artikel 5:17 lid 3 Wvggz. (ECLI :NL:HR:2022:1399).
Gesteld wordt door de officier van justitie dat er sprake is van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en/of middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Cliënt kan zich niet vinden in de gestelde stoornis door de onafhankelijk arts. In de medische verklaring wordt niet ingegaan op een middel- gerelateerde-/verslavingsstoornis of wordt dit in het dossier nader onderbouwd. In september 2022 is een psychiatrisch onderzoek - bij wijze van second opinion - uitgevoerd door drs. [naam 4] , AIOS mede namens prof. dr. [naam 5] , psychiater. Daaruit blijkt dat indertijd de canabisabusus reeds in remissie was. Betrokkene is daarnaast van mening dat hij niet lijdt aan schizofrenie, maar aan een vorm van sensitieve Asperger met een psychose gevoeligheid. Uit de voornoemde second opinion blijkt dat ook deze artsen aangeven dat nader onderzoek gedaan kan worden om diagnostiek naar autisme in te zetten. Tot op heden is dit niet gebeurd.
Betrokkene is het ook oneens met het gestelde ernstig nadeel. Hoewel hij op dit moment geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, heeft hij wel een tijdelijk verblijfadres en heeft hij aan de GGz meerdere malen aangegeven dat hij begeleid wil wonen. Dit is door de GGZ simpelweg niet opgepakt. Er is echter volgens betrokkene geen sprake van maatschappelijke teloorgang of materiële schade of agressie noch van de andere gestelde varianten.
Cliënt heeft in het verleden nooit hulp geweigerd, momenteel gebruikt hij op vrijwillige basis medicatie: abilify. Ten tijde van de laatste klinische opname had betrokkene zich zelf eerst gemeld, omdat hij voelde dat het niet goed met hem ging, echter is hij vervolgens naar huis gestuurd. Een maand later volgde er alsnog een crisisopname. Betrokkene beschikt zelf overigens over een crisissignaleringsplan, dat nog steeds actueel is. Indien de GGZ daaraan gehoor geeft kan daarmee een opname worden voorkomen. Cliënt vindt een zorgmachtiging dan ook overbodig, buiten proportie en niet doelmatig. Hij gebruikt op vrijwillige wijze zijn medicatie. Alle verzochte verplichte zorgvormen zijn op dit moment niet voorzienbaar. De zorgmachtiging voor cliënt dient dan ook niet als vangnet te worden opgelegd, maar dient te worden afgewezen. Dit vanuit de doelstelling van betrokkene om te werken naar een begeleide woonsituatie. Zolang hiervoor geen stappen worden gezet is de geboden zorg ook niet doelmatig voor betrokkene.
Er is geen noodzaak voor het verplicht toedienen van medicatie, voor het verrichten van medische controles en voor het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening. Betrokkene gebruikt zijn medicatie en haalt deze telkens op bij zijn apotheek. Dit behoeft niet als verplichte zorg te worden opgelegd. Hij heeft nog nimmer een foute bloedspiegel gehad en werkte altijd mee aan controles hiervoor. Ook uit de bevindingen van de geneesheer-directeur blijkt niet van de noodzaak om dit verplicht op te leggen. Controles voor somatische klachten zijn niet geïndiceerd en een onderbouwing volgt tevens niet uit het dossier. Betrokkene heeft geen somatische klachten. Controles behoeven dan ook niet als verplichte zorgvorm te worden opgelegd. Ook hoeft het toedienen van vocht en voeding niet als verplichte zorgvorm te worden opgelegd.
Verder is betrokkene in het afgelopen jaar niet ingesloten geweest. Ook bij zijn laatste
opname voor de duur van één maand is er geen insluiting geweest op een separeer noch een
kamerprogramma mét een gesloten kamerdeur. Insluiten is dan ook geheel niet voorzienbaar
en dient te worden afgewezen.
Indien door de rechtbank desondanks op het daartoe strekkend verzoek een zorgmachtiging wordt verleend wordt in elk geval verzocht, nu een machtiging wordt verzocht voor de lange duur van twaalf maanden, dit niet te laten gelden voor opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Een opname is niet voorzienbaar en dient ook niet als vangnet te worden opgelegd. De Hoge Raad heeft duidelijk aangegeven dat opgelegde verplichte zorg voorzienbaar dient te zijn. Dit is in casu geheel niet het geval. Zeker niet nu dit is bepaald door een onafhankelijk arts die cliënt niet heeft gesproken. Ervan uitgaande dat cliënt niet onmiddellijk behoeft te worden opgenomen is tevens niet te voorzien wanneer dit dan wel het geval is. Indien over een geruime periode van drie of vier maanden in de toekomst wel een opname zou moeten volgen, dan dient eerst een nieuwe medische verklaring te worden opgesteld door een onafhankelijk arts. De laatste opname dateert bovendien van ruim anderhalf jaar geleden en was van korte duur. Daarom dient tevens op voorhand vast te staan in hoeverre een verplichte opname in duur mogelijk zou zijn. (Ecli: NL: HR 2020:1012 HR 5 juni 2020).
Op grond van al het voorgaande wordt namens betrokkene
primairverzocht het verzoek af te wijzen. Bij wijze van
subsidiairstandpunt wordt verzocht de zorgmachtiging te verkorten tot een periode van drie maanden teneinde alsnog in direct contact met cliënt te kunnen treden voor het opstellen van een nieuwe medische verklaring en het opstellen van een nieuw zorgplan in overleg met cliënt en daarbij te bepalen dat de zorgmachtiging haar geldigheid verliest indien deze niet binnen twee weken ten uitvoer wordt gelegd. Verwezen wordt daartoe naar de beslissing van de rechtbank Rotterdam 30-04-2021 (ECLI : NL:RBROT: 2021:4334).
Meer subsidiairwordt verzocht, in het geval dat tevens het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie als verplichte zorgvormen in de zorgmachtiging worden opgenomen, deze beide zorgvormen in duur te beperken tot een periode van maximaal vier maanden. Dit rekening houdend met de gegevens die naar voren zijn gekomen tijdens de mondelinge behandeling over de laatste klinische opnames van betrokkene.
Ten aanzien van het verplicht opleggen als zorgvorm van het aanbrengen van beperkingen in
de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen
of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen concludeert zij namens
betrokkene tot referte.

4.Beoordeling

4.1
De rechtbank is van oordeel dat de onafhankelijke psychiater voldoende heeft gepoogd om betrokkene te onderzoeken. De onafhankelijke psychiater heeft daartoe verklaard dat er met betrokkene meerdere afspraken zijn gemaakt, maar dat betrokkene op die afspraken telkens niet is verschenen. Voorts is door de psychiater in de medische verklaring uitgebreid gemotiveerd hoe hij tot zijn conclusies is gekomen zonder betrokkene gezien te hebben. De medische verklaring voldoet aan de eisen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank evenzeer voor het zorgplan, nu daaruit inhoudelijk het standpunt van betrokkene blijkt en er daarom van kan worden uit gegaan dat het zorgplan met wetenschap van betrokkene tot stand is gekomen. De zorgkaart is niet ingevuld, omdat betrokkene heeft aangegeven daar niet aan mee te willen werken, zodat ook in dat opzicht is voldaan aan de wet.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen. De enkele ontkenning van betrokkene dat van deze stoornis bij hem sprake is, zonder dat daarvoor enige onderbouwing is aangeleverd, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring.
4.3
De stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
4.4
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Momenteel gebruikt betrokkene op vrijwillige basis één van de twee hem voorgeschreven medicijnen. Deze situatie wordt door zijn behandelaar voorlopig gedoogd om de behandelrelatie met betrokkene in stand te houden. De medicatie die betrokkene neemt is echter onvoldoende om het psychotisch toestandsbeeld volledig te laten verdwijnen, (mede) waardoor het risico op verdere ontregeling onverminderd aanwezig is. Gebleken is dat betrokkene met zijn huidig medicijngebruik momenten kent, waarop hij vanuit een paranoïde toestandsbeeld agressief gedrag naar de betrokken zorgverlening vertoont of niet op zorgafspraken verschijnt. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid
per opname voor een periode van maximaal vier maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie
per opname voor een periode van maximaal vier maanden.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dit de overige verzochte zorgvormen betreft, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat. In het bijzonder geldt dat in het verleden niet is gebleken dat de verplichte zorgvorm insluiten is gebruikt, zodat zulks ook nu niet voorzienbaar is.
Ten aanzien van de verplichte zorgvorm toedienen van medicatie geldt dat betrokkene slechts één van de twee voorgeschreven medicijnen vrijwillig neemt. De behandelaar stemt daar vanuit behandelmotief thans mee in, maar niet uitgesloten is dat betrokkene bij ontregeling ter stabilisering ook het andere medicijn zal moeten nemen, hetgeen hij tot op heden weigert.
Hoewel de laatste opname dateert van augustus 2023 acht de rechtbank ook deze verplichte zorgvorm noodzakelijk. Zoals blijkt uit de stukken en de psychiater ter zitting heeft toegelicht balanceert betrokkene op een dun lijntje. Hij is chronisch paranoïde psychotisch, heeft een lang verleden van zowel vrijwillige als gedwongen (crisis)opnames, en accepteert slechts één van de twee voorgeschreven medicijnen om de psychose te behandelen. Daar komt bij dat betrokkene momenteel verblijft in de relatief prikkelarme omgeving van een recreatiepark, maar de komende periode wordt geconfronteerd met verhuizing, eerst naar de [locatie] en vervolgens naar RIBW beschermd wonen, hetgeen spanning met zich meebrengt en een omgeving met veel meer prikkels. Daardoor is ook een nieuwe opname voorzienbaar.
Voor het verplicht onderhouden van contact met het FACT-team is aanleiding, omdat betrokkene, zoals ter zitting is gebleken, erg wisselend is in het accepteren van contact met (bepaalde personen van) het FACT-team.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend. Nu de rechtbank, zoals hiervóór overwogen, geen reden ziet om een nieuw psychiatrisch onderzoek te laten plaatsvinden wordt ook geen aanleiding gezien om de zorgmachtiging in duur te beperken. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor een periode van twaalf maanden, als verzocht.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 juni 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Struijs, rechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.