ECLI:NL:RBZWB:2024:4457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423241 / FA RK 24/2622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel die op 7 juni 2024 was opgelegd. Betrokkene, geboren in 1936, verblijft momenteel in een GGZ-instelling en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder paranoïde gedachten en gedragingen die leiden tot verwaarlozing van haarzelf.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater in opleiding en een verpleegkundig specialist. Betrokkene heeft aangegeven dat zij liever niet in de GGZ-instelling verblijft en dat zij zich daar niet goed verzorgd voelt. De behandelaars hebben echter aangegeven dat er een vermoeden bestaat van een psychische stoornis, en dat de huidige situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, en dat de voorgestelde zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met de mogelijkheid tot het treffen van verplichte zorgmaatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging geldt tot en met 2 juli 2024, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423241 / FA RK 24/2622
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1936,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende te [plaats] , GGZ WNB, [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 7 juni 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom tot het nemen van de crisismaatregel van 7 juni 2024;
- de medische verklaring van 7 juni 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater in opleiding;
- de heer [naam 2] , verpleegkundig specialist;
- mevrouw [naam 3] , dochter van betrokkene.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene vertelt dat zij in de GGz instelling niet slecht wordt verzorgd, maar dat zij hier toch liever niet wil zijn. Zij krijgt hier allerlei rotzooi ingespoten. Verder kent zij momenteel zodanige fysieke beperkingen dat zij haar favoriete activiteiten, waaronder puzzelen, niet kan uitvoeren. Zij beschikt slechts over een kleine kamer en voelt zich erg opgesloten. Zij wil daarom liefst zo snel mogelijk terugkeren naar huis en naar haar echtgenoot.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene met haar echtgenoot in een aanleunwoning woont. Er is geen sprake van een psychiatrische voorgeschiedenis. Wel kent zij op somatisch vlak een historie: zij heeft tweemaal een TIA gehad. Betrokkene liet twee weken vóór haar verjaardag blijken te worden beheerst door paranoïde gedachten, gelinkt aan een bekende televisieserie. Betrokkene liet blijken dat zij kampt met angsten dat criminele personen haar huis binnen zullen komen. Gezien werd dat deze gedachten leidden tot met name verbale agressie en agressie uitlokkend gedrag van derden door deze ongewenst te willen knuffelen. Tevens werd waargenomen dat betrokkene zichzelf door haar gedrag begon te verwaarlozen, onder meer voor wat betreft haar vocht- en voeding inname. Het bleek niet mogelijk om daarvoor ambulant voldoende adequate ondersteuning en toezicht in te zetten. De echtgenoot van betrokkene dreigde door de situatie overvraagd te geraken. Er is daarom besloten om tot een crisisopname over te gaan.
Uit een afgenomen bloedtest en een CT scan is, anders dan een lichte urineweginfectie, niet gebleken van concrete aanwijzingen die duiden op een direct onderliggende somatische oorzaak van het gedrag van betrokkene. Wel vertoont het toestandsbeeld van betrokkene enige gelijkenis met een delier. Op grond van de bevindingen tot dusver lijkt het bestaan van een dementieel proces niet waarschijnlijk. Dit en ook ter voorkoming dat betrokkene in korte tijd opnieuw naar een andere locatie zou moeten verhuizen heeft geleid tot het besluit om voor een crisisopname en -zorg in de huidige GGz instelling in plaats van in een geriatrie gespecialiseerde instelling. Gestart is met het toedienen van medicatie in de vorm van antibiotica, haldol en lorazepam. De dosering van laatst genoemde medicatie is recent nog wegens onvoldoende effect verhoogd. Betrokkene kampt nog steeds met momenten van desoriëntatie in tijd, plaats en persoon en decorumverlies. Een voortzetting van de crisismaatregel acht hij daarom op dit moment nog noodzakelijk. Dit vanuit het perspectief dat, zodra betrokkene met de aan haar geboden zorg voldoende zal zijn gestabiliseerd en er bij haar sprake is van voldoende bereidheid om vrijwillig aan de nog noodzakelijke nazorg mee te werken, er een verwijzing kan plaats vinden naar de geriatrie, alwaar er nader diagnostisch onderzoek zal kunnen plaats vinden.
3.3
De psychiater in opleiding sluit zich aan bij hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht. Zij wijst erop dat betrokkene zich momenteel in een fase bevindt waarin zij als behandelaars nog zoekende zijn naar de voor haar meest effectieve medicatie.
3.4
De dochter van betrokkene merkt op dat zij achter het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel kan staan.
3.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij zich op basis van de inhoud van de stukken voor een dilemma geplaatst ziet, nu uit het daarin beschreven toestandsbeeld van betrokkene blijkt van zowel psychiatrische kenmerken als van elementen die wijzen op geriatrische problematiek. Hoewel het besprokene tijdens de mondelinge behandeling daarin de nodige verheldering heeft gebracht blijft nog steeds onduidelijk welke van deze twee genoemde stoornissen op dit moment voorliggend is. Gelet daarop rijst tevens de vraag of de huidige GGz instelling voor betrokkene de meest aangewezen behandelplek is om aan verdere stabilisatie te werken. Bovendien is betrokkene duidelijk in haar standpunt, zij wil het liefst per direct terugkeren naar huis. Al deze aspecten tegen elkaar afgewogen stelt zij zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het voorliggend verzoek dient te worden afgewezen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt zij – bij wijze van subsidiair standpunt – van de aldus verzochte verplichte zorgvormen het toedienen van vocht en voeding, insluiten, het uitoefenen van toezicht en onderzoek aan kleding en/of lichaam af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier). De behandelaar oordeelt op grond van het actuele toestandsbeeld dat bij betrokkene weliswaar een psychotisch beeld op de voorgrond staat, maar dat het bestaan van andere onderliggende mogelijk geriatrische problematiek niet wordt uitgesloten. Nader diagnostisch onderzoek daarnaar zal daarover definitief uitsluitsel moeten bieden.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. Aannemelijk is geworden dat betrokkene zich op dit moment in een psychisch kwetsbare situatie bevindt. Zij kampt met paranoïde gedachten waardoor zij angstig en onrustig wordt en zij laat risicovol gedrag zien waarmee zij zichzelf en anderen in gevaar brengt. Deze crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dit de overige verzochte zorgvormen betreft, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.4
Betrokkene laat blijken dat zij het liefst per direct met ontslag wil om naar huis en naar haar echtgenoot te kunnen terugkeren. De rechtbank dient het er daarom voor te houden dat zij zich verzet tegen de door haar behandelaar noodzakelijk geachte zorg om aan verdere stabilisatie te (kunnen) werken en om, zodra dit mogelijk is, nader diagnostisch onderzoek te verrichten naar de concrete oorzaak van haar toestandsbeeld en problematiek.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1936;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 juli 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 18 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.