ECLI:NL:RBZWB:2024:4460

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422951 / FA RK 24/2479
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1936. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een opname voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, heeft aangegeven geen opname te willen, terwijl de wijkverpleegkundige zich zorgen maakt over haar situatie en de noodzaak van toezicht en zorg benadrukt. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2024 zijn zowel de cliënt als haar advocaat en de wijkverpleegkundige gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de cliënt, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden voor zes weken om te onderzoeken of de cliënt bereid is om noodzakelijke hulpverlening te accepteren. De rechtbank verzoekt om aanvullende medische informatie en een verslag van de wijkverpleegkundige over de voortgang van de zorgverlening. De beslissing op het verzoek wordt uitgesteld tot een nadere mondelinge behandeling.

Uitspraak

bRECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422951 / FA RK 24/2479
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 11 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt] ,
geboren op [geboortedag] 1936 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. R.B. Milo te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 31 mei 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 24 april 2024;
- de medische verklaring van 23 mei 2024;
- het zorgplan van 23 mei 2024;
- het indicatiebesluit van 7 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024, op het thuisadres van cliënte.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt en haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , wijkverpleegkundige.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat zij een opname en verblijf als verzocht absoluut niet ziet zitten. Zij kan zich prima zelf redden zonder extra hulp en/of ondersteuning. Zij is ook goed op de hoogte van de digitale techniek, zo onderhoudt zij via social media contact met haar jongste zus, die in Duitsland woont. Zij zou aan extra zorg en ondersteuning, voor zover die al nodig is, wel willen meewerken, maar niet als die dagelijks wordt geboden en ook niet als dit betekent dat zij van de haar vertrouwde hulp, waaronder die van haar pedicure, afstand moet doen.
3.2
De wijkverpleegkundige brengt naar voren dat zij sinds een half jaar bij cliënt betrokken is. Op grond haar bevindingen gedurende deze periode maakt zij zich over cliënt ernstig zorgen. Cliënt beschikt over een beperkt sociaal netwerk. Na een ziekenhuisopname van cliënt zijn naar aanleiding van een opgesteld levenstestament de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] , laatstgenoemde is de jongste zus van cliënt, betrokken geraakt. Deze personen wonen echter op grote afstand van cliënt en zijn daardoor niet in staat om voldoende continu toezicht op haar situatie te houden. Ook de overige familieleden die nog in leven zijn wonen verder weg. Verder heeft cliënt nog een oudere zus bij wie sprake is van gevorderde dementie, die verblijft in een zorgaccommodatie in [plaats] . Op grond van deze omstandigheden zag zij voor haarzelf als betrokken wijkverpleegkundige nadrukkelijk een verzorgende en toezichthoudende taak weggelegd. Dit toezicht is meer specifiek nog voor wat betreft haar zelfverzorging en de medicatie inname noodzakelijk gebleken. Dit omdat cliënt de haar voorgeschreven medicatie, waaronder bloedverdunners en bloeddruk-medicatie, niet consequent gebruikt. Zij heeft geprobeerd daarin verandering te brengen, onder meer door WLZ geïndiceerde ondersteuning te regelen bij de medicatie toediening, echter weigert cliënt daarvan gebruik te maken. Bij wijze van alternatief daarvoor heeft zij kunnen regelen dat er van een baxterrol gebruik kan worden gemaakt, wat echter niet als de meest ideale oplossing geldt. Tevens baart de onvoldoende vocht- en voeding inname door cliënt haar zorgen. Verder wijst zij erop dat cliënt een beroep kan doen op beperkte huishoudelijke zorg vanuit WMO en dat er daarnaast sprake is van particuliere ondersteuning via Actief Zorg. Meer specifiek ten aanzien van de particulier geboden zorg heeft zij ernstige bedenkingen. Dit omdat door deze zorgverleners ook betaalde neventaken worden verricht en zij heeft moeten vaststellen dat de zorg, zoals voor het schoon houden van de woning en het tijdig aanvullen van de voedselvoorraad zeer te wensen over laat. Cliënt verkeert is daardoor in een zeer kwetsbare positie komen te verkeren. Indien er daarin niets ingrijpend verandert ziet zij geen andere mogelijkheid dan een opname en verblijf in een zorgaccommodatie, die haar voldoende garantie op toezicht en geborgenheid biedt.
3.3
De advocaat van cliënt voert aan dat hij op grond van de inhoud van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling niet betwist dat ten aanzien van zijn cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis en van daardoor veroorzaakt ernstig nadeel. Wel wijst hij erop dat zijn cliënt tijdens het voorgesprek op 10 juni 2024 heeft aangegeven beslist geen opname en verblijf in een zorgaccommodatie te willen. Een opname en verblijf geldt bovendien als ultimum remedium, wanneer er geen enkel geschikt alternatief meer voorhanden is om het ernstig nadeel te voorkomen. Dit lijkt ook een rol te spelen in de zienswijze van de specialist ouderengeneeskunde, waaruit een zekere ambivalentie blijkt. Daarom adviseert hij zijn cliënt als haar raadsman met klem om de door de wijkverpleegkundige noodzakelijk geachte andere zorgverlening en ondersteuning, ervan uitgaande dat zij die opnieuw zal weten te regelen, alsnog te accepteren en daaraan volledig mee te werken. Dit maakt dat hij de rechtbank verzoekt om de beslissing op het voorliggend verzoek aan te houden voor een periode van drie maanden, in afwachting van de acceptatie door zijn cliënt van uitsluitend nog de door de wijkverpleegkundige geregelde zorg en ondersteuning en van de voortgang en resultaten daarvan.
3.4
Cliënt merkt reagerend op het standpunt van haar advocaat op dat zij alsnog bereid is zich te richten naar de aanwijzingen van de wijkverpleegkundige, ook als dit betekent dat zij daarvoor afstand van de haar vertrouwde particuliere zorg moet doen.
3.5
De wijkverpleegkundige geeft aan dat zij zich zal gaan inzetten om er opnieuw voor te zorgen dat over de andere hulpverlening en ondersteuning die voor cliënt nodig is kan worden beschikt. Wel verzoekt zij, in het geval dat de rechtbank mocht beslissen dat de behandeling van het voorliggend verzoek wordt aangehouden, dat dit voor een kortere meer overzienbare periode zal zijn.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, ernst CDR 2, gemengde etiologie.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de betrokkene of een ander;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van
een ander raakt.
4.3
De rechtbank volgt het standpunt van de wijkverpleegkundige dat dit ernstig nadeel op zou kunnen worden geheven, indien cliënte de andere noodzakelijke hulpverlening, zoals door haar mondeling toegelicht, zou accepteren en die hulpverlening hun werk zou laten doen. Het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf maakt een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van cliënte. Het is daarom van belang om de komende periode te onderzoeken en te beproeven of uitstel van opname mogelijk is door het accepteren van de noodzakelijke hulpverlening thuis door cliënte.
4.4
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank de behandeling van het verzoek aanhouden voor een periode van zes weken, te rekenen vanaf de datum van de mondelinge behandeling, te weten 11 juni 2024, in afwachting van de acceptatie door cliënt van de door de wijkverpleegkundige te regelen zorg en ondersteuning en van de voortgang en resultaten daarvan. Dit zal met cliënt, haar advocaat en met mevrouw [naam 1] , wijkverpleegkundige, worden besproken ter gelegenheid van de nadere mondelinge behandeling op de hierna in het dictum vermelde datum en tijdstip.
4.5
De rechtbank verzoekt aan [naam 4] , specialist ouderengeneeskunde, om uiterlijk op de datum van de nadere mondelinge behandeling te zorgen voor toezending van een aanvullende medische verklaring, of in ieder geval een actualisering daarvan, waarin meer specifiek wordt ingegaan op de vraag of/in hoeverre er op basis van de intussen ingezette andere zorg in voldoende mate sprake is van minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en daarmee een opname en verblijf in een zorgaccommodatie te voorkomen. Daarnaast wordt de wijkverpleegkundige verzocht eveneens vóór de datum van de mondelinge behandeling te zorgen voor toezending van een schriftelijk verslag, waarin het verdere verloop van de door haar ingezette zorg en de acceptatie daarvan door cliënt gemotiveerd wordt beschreven.
4.6
Het voorgaande leidt tot de volgende tussenbeslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
houdt de beslissing op het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf aan tot de mondelinge behandeling op
[datum] 2024 te [uur]op het thuisadres van cliënte, te weten, [woonadres] , in afwachting van schriftelijke berichtgeving van de specialist ouderengeneeskunde en van de wijkverpleegkundige, als hiervóór in rechtsoverweging 4.5. vermeld;
5.2
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking
geldt als oproepingvoor die mondelinge behandeling voor cliënte, haar advocaat en mevrouw [naam 1] , wijkverpleegkundige;
5.3
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven op 11 juni 2024 door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken, schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 19 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.