ECLI:NL:RBZWB:2024:4461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423240 / FA RK 24/2621
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2000. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die op 8 juni 2024 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, evenals een verpleegkundig specialist en een co-assistent. De officier van justitie was niet aanwezig.

De betrokkene gaf aan dat ze zich in een moeilijke situatie bevond, met agressief gedrag naar huisgenoten en serieuze zelfbeschadiging. De verpleegkundig specialist meldde dat er momenteel geen psychotische verschijnselen waren, maar dat de betrokkene nog steeds klinische zorg nodig had om terugval te voorkomen. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en dat de betrokkene bereid was om vrijwillig aan de zorg mee te werken.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er vermoedens waren van een psychische stoornis, er op dat moment geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De betrokkene verzet zich niet tegen de noodzakelijke zorg, en de rechtbank besloot het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af te wijzen. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. De Jong en is op 17 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423240 / FA RK 24/2621
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende te [plaats] , [ggz-instelling] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 8 juni 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 8 juni 2024;
- de medische verklaring van 8 juni 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , verpleegkundig specialist.
Tevens was aanwezig, maar is niet gehoord:
- mevrouw [naam 2] , co-assistent.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag van de behandelend rechter hoe het met haar gaat: “fifty/fifty”. Waarom kan zij moeilijk aangeven. Zij begrijpt de aanleiding voor de crisisopname, nu zij thuis in een situatie verkeerde waarin zij naar de overige huisgenoten, waaronder haar oma, agressief gedrag heeft laten zien. Ook heeft zij serieuze pogingen ondernomen om zichzelf iets aan te doen. Als voorbeeld daarvan toont zij de schade die zij aan haar oog heeft toegebracht. Zij realiseert zich dat zij op dit moment niet terug kan naar huis, nu zij de zorg, veiligheid en beschermende omgeving van de GGz nodig heeft om te voorkomen dat zij terugvalt in een vergelijkbare toestand. Ook speelt daarbij een belangrijke rol dat in geval van een terugkeer naar huis de kans in belangrijke mate aanwezig is dat zij dan opnieuw met blowen in aanraking zal komen.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij betrokkene op dit moment geen psychotische verschijnselen meer worden waargenomen en dat zij beter in de samenwerking is met de zorgverlening. Niet wordt uitgesloten dat abstinentie van middelen gebruik daarin een belangrijke rol speelt. Concreet is op dit moment ook geen sprake meer van de situatie waarin door de bij betrokkene (vermoedelijk) aanwezige psychische stoornis onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt. Dit neemt niet weg dat hij het ter verdere (duurzame) stabilisatie voor betrokkene van belang acht dat zij de klinische opname voortzet voor zo lang als hij dit nog nodig acht. Dit met name omdat zij daartoe een behandeltraject zal dienen te gaan volgen bij Novadic Kentron en hij in samenspraak met betrokkene de mogelijkheden daarvoor wenst te gaan onderzoeken. Hij heeft er voldoende vertrouwen in dat betrokkene daaraan in een vrijwillig kader consequent zal (gaan) meewerken en dat zij de behandeladviezen zal opvolgen.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene in zijn visie duidelijk laat blijken dat zij vreest dat, indien zij nu met ontslag zou gaan de kans zeer reëel aanwezig is dat zij terug zal vallen in de eerdere toestand die tot de crisismaatregel heeft geleid. Dit maakt dat bij haar oprecht de bereidheid aanwezig is om de klinische opname voor zo lang als haar behandelaar dit nog nodig acht voort te zetten. Uit formeel-juridisch oogpunt bezien stelt hij vast dat bij zijn cliënt kan worden gesproken van het vermoeden van een bij haar aanwezige psychische stoornis. Echter blijkt in zijn visie op basis van de actuele gegevens onvoldoende concreet van daardoor veroorzaakt onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Bovendien is, zoals al door hem opgemerkt, bij zijn cliënt sprake van volledige bereidheid om aan de nog noodzakelijk geachte zorg in een vrijwillig kader mee te (blijven) werken. Dit betekent dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan. Namens betrokkene verzoekt hij daarom het voorliggend verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
4.2
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien:
- er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
- er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
- met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
- de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht;
- er verzet is tegen de zorg als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz.
4.3
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene vermoedelijk lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. De (vermoedelijke) stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.4
Er is een ernstig vermoeden dat het gedrag van betrokkene als gevolg van bovengenoemde psychische stoornis in elk geval onmiddellijk dreigend ernstig nadeel heeft veroorzaakt, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang.
4.5
De tijdens de mondelinge behandeling aanwezige verpleegkundig specialist heeft naar voren gebracht dat op dit moment van concreet onmiddellijk dreigend ernstig nadeel niet meer kan worden gesproken. Wel acht hij het, om betrokkene verantwoord met ontslag te laten gaan, van belang dat de klinische opname voor zo lang als hij dit nog nodig acht wordt voortgezet, dat betrokkene in gesprek en samenwerking blijft met haar behandelaar en dat zij klinische verslavingszorg accepteert, daaraan actief meewerkt en adviezen opvolgt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene bereid is, ter voorkoming dat de situatie die tot de crisismaatregel heeft geleid zich zal herhalen, bedoelde zorg te accepteren en daaraan volledig mee te werken. De verpleegkundig specialist heeft aangegeven dat hij daar op dit moment voldoende vertrouwen in heeft.
4.6
Nu betrokkene zich niet verzet tegen de door haar behandelaar ter verdere stabilisatie op dit moment nog noodzakelijke geachte zorg en behandeling zal het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 17 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.