ECLI:NL:RBZWB:2024:4463

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422862 / FA RK 24/2431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een verslechtering van de psychische toestand van de betrokkene, die onder invloed van middelengebruik (cannabis) een psychotisch toestandsbeeld vertoonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande zorgmachtiging, die op 5 oktober 2023 was verleend, niet langer voldeed aan de behoeften van de betrokkene, waardoor er sprake was van een (dreigende) noodsituatie. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, en zorgprofessionals. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzochte aanvullende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn, met uitzondering van de verzoeken om andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen, waarvoor de noodzaak niet voldoende was aangetoond. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd en aangevuld, en deze machtiging geldt tot en met 5 oktober 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Meyboom en schriftelijk uitgewerkt op 13 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422862 / FA RK 24/2431
Wijziging zorgmachtiging
Beschikking van 30 mei 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
verblijvende bij [accommodatie] , [adres] ,
advocaat: mr. T.W. Delhaye te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 mei 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van de geneesheer-directeur tot wijziging zorgmachtiging, gedateerd 28 mei 2024;
- de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg van deze rechtbank van 5 oktober 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het zorgplan van 15 mei 2024;
- het advies van de zorgverantwoordelijke aan de geneesheer-directeur van 21 mei 2024;
- de medische verklaring van 28 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024 in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene en zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , casemanager FACT GGz;
- mevrouw [naam 2] , co-assistent;
- mevrouw [naam 3] , curator.
Tevens was aanwezig [naam 4] , stagiaire FACT GGz, die niet is gehoord.
1.4
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de zorgmachtiging voor de duur van de lopende zorgmachtiging te wijzigen dan wel aan te vullen met de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat, als met het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging wordt bedoeld dat hij ook verplicht klinisch kan worden opgenomen, hij dit geen goed idee vindt. Aan hem wordt medicatie toegediend en dat is voldoende. Andere zorgvormen vindt hij niet nodig. Meer wil hij er niet over zeggen.
3.2
De casemanager FACT GGz brengt naar voren dat als gevolg van middelengebruik het psychotisch toestandsbeeld van betrokkene is verslechterd. Er wordt daardoor bij betrokkene in zijn gedrag toenemende agitatie, het in zichzelf spreken en zelfverwaarlozing waargenomen. Daarnaast heeft betrokkene binnen de woonvorm brandgevaarlijk gedrag laten zien. Betrokkene krijgt momenteel medicatie (anti-psychotica) in de hoogst mogelijke dosering toegediend met een frequentie van één maal per drie weken. Desondanks wordt nog steeds een wisselend toestandsbeeld gezien. Om die reden en wegens bijkomende gezond-heidsrisico’s voor betrokkene in somatisch opzicht moet worden overgestapt naar andere medicatie. Dit kan echter niet in een ambulante setting, maar alleen wanneer betrokkene is opgenomen op de HIC. Daarnaast moet het in verplichte vorm afnemen van medische controles mogelijk zijn, waaronder wekelijks bloedprikken, en het verrichten van andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen in geval van complicaties op somatisch vlak en is controleren op de aanwezigheid van middelen nodig. Vervolgens moet worden gemonitord of betrokkene met de veranderde medicatie voldoende stabiliseert. Betrokkene is inmiddels bij de HIC aangemeld, nog niet duidelijk is wanneer de klinische opname zal kunnen starten. De beoogde transitie van medicatie inclusief het natraject zal naar verwachting een periode van in totaal zes tot negen weken vergen.
3.3
De co-assistent sluit zich aan bij hetgeen door de casemanager FACT GGz naar voren is gebracht. Aanvullend merkt zij op dat intussen ook voor betrokkene naar een andere geschikte woonvorm moet worden gezocht, omdat [accommodatie] niet past bij betrokkene qua persoon en gedrag. Hij is immers op gespecialiseerde zorg in een kleinschalige GGz setting aangewezen.
3.4
De curator merkt op dat zij voorstander is van uitbreiding van de verplichte zorgvormen, zoals verzocht, waarvan zij hoopt dat dit voor betrokkene helpend zal zijn.
3.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling wenst aan te nemen dat, vanwege de verslechterde toestand van betrokkene er op dit moment sprake is van door zijn psychische stoornis veroorzaakt zodanig ernstig nadeel dat uitbreiding van de zorg als verzocht op dit moment noodzakelijk is. Daaraan doet niet af dat in zijn visie er in elk geval geen directe noodzaak is voor het verrichten van andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen bij wijze van aanvullende verplichte zorgvorm. Hij verzoekt daarom het verzoek in zoverre af te wijzen. Verder heeft hij moeite met de duur van de overige verzochte aanvullende verplichte zorgvormen, rekening houdend met de te verwachten duur van het klinisch opnametraject en omdat nog moet worden afgewacht of betrokkene daarmee voldoende zal stabiliseren en/of er vervolgens een geschikte plek voorhanden zal zijn waar hij zal kunnen wonen. Hij verzoekt daarom deze extra verzochte verplichte zorgvormen in duur te beperken tot een periode van maximaal drie maanden.

4.Beoordeling

4.1.
Het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 8:12 Wvggz.
4.2.
Ten aanzien van betrokkene is op 5 oktober 2023 een zorgmachtiging afgegeven. Daarbij is bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toediening van medicatie, voor de duur van twaalf maanden;
- beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van zes maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen, voor de duur van twaalf maanden;
- opnemen in een accommodatie, voor de duur van zes maanden.
4.3.
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in de zorgmachtiging van 5 oktober 2023 genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Bij betrokkene wordt een verslechtering van zijn psychisch toestandsbeeld waargenomen onder invloed van middelengebruik (Cannabis). Dit blijkt uit merkbaar meer agitatie en het toenemend in zichzelf spreken. Ook heeft betrokkene vanuit dit psychotisch toestandsbeeld enkele keren nagellak op een papiertje gedaan en dit aangestoken, bedoeld om op zijn kamer te gaan oproken, waardoor meermalen het brandalarm binnen de woonvorm is af gegaan. Ook is sprake van zelfverwaarlozing, in die mate dat medebewoners zich vanwege zijn vervuilde toestand van hem afkeren. Ook blijkt betrokkene in wisselende mate coöperatief in de behandeling ten aanzien van contact met het ambulante team. Betrokkene is ingesteld op antipsychotica, dit heeft echter tot nu toe onvoldoende effect op zijn psychotische klachten en daaraan zijn bovendien gezondheidsrisico’s in somatisch opzicht verbonden. Daarom wordt een langere klinische HIC-opname noodzakelijk geacht, met als doel het instellen van betrokkene op andere medicatie. Vervolgens moet worden gemonitord of betrokkene daardoor voldoende stabiliseert. Ook moet intussen voor hem een andere geschikte woon/behandelsetting worden gezocht waar hij na voldoende te zijn gestabiliseerd kan verblijven.
4.4.
Om de hiervóór bedoelde noodsituatie af te wenden, acht de zorgverantwoordelijke bij wijze van tijdelijke verplichte zorg de aanvullende vormen van verplichte zorg zoals hiervoor genoemd onder 2. voor de resterende duur van de lopende zorgmachtiging noodzakelijk. Het verzoek strekt ertoe om deze vormen van verplichte zorg toe te voegen aan die welke in de op 5 oktober 2023 verleende zorgmachtiging zijn opgenomen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat toepassing van de verzochte aanvullende vormen van verplichte zorg noodzakelijk is. Gelet daarop komt de rechtbank tot het oordeel dat het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging moet worden toegewezen, met dien verstande dat voor het verrichten van andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen de noodzaak op dit moment onvoldoende is komen vast te staan. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om - in de lijn van het standpunt van de advocaat van betrokkene - de aanvullende verplichte zorgvormen toe te wijzen voor een kortere duur dan de op dit moment lopende zorgmachtiging. Dit omdat er van mag worden uitgegaan dat de bedoelde aanvullende zorgvormen in het kader van het beoogde opnametraject door de zorgverantwoordelijke voor een zo kort mogelijke duur, dus niet langer dan strikt noodzakelijk, zullen worden toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot wijziging en aanvulling van de bij beschikking van 5 oktober 2023 verleende zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen worden toegevoegd aan de al bij voormelde beschikking opgelegde maatregelen:
- het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met het einde van de zorgmachtiging, zoals verleend door deze rechtbank bij beschikking van 5 oktober 2023, dus tot en met 5 oktober 2024;
wijst het meer dan wel anders verzochte af.
Deze beschikking is op 30 mei 2024 mondeling gegeven door mr. MMeyboom, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door ABaremans als griffier, en op 13 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.