ECLI:NL:RBZWB:2024:4464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423197 / FA RK 24/2599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren op [geboortedag] 1988. De officier van justitie had op 7 juni 2024 een verzoek ingediend tot verlenging van de op 6 juni 2024 opgelegde crisismaatregel, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een verpleegkundige en een psychiater. De betrokkene, die onder behandeling is voor een autisme spectrum stoornis en persoonlijkheidsproblematiek, gaf aan dat het redelijk met haar ging en dat zij niet langer wilde meewerken aan de crisismaatregel. De psychiater en verpleegkundige steunden echter het verzoek van de officier van justitie, gezien de ernstige toestand van de betrokkene, die suïcidale gedachten had en zich in een kwetsbare situatie bevond.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de voorgestelde zorg noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij de betrokkene onder andere medicatie moest ontvangen en haar bewegingsvrijheid beperkt zou worden. De machtiging geldt tot en met 2 juli 2024. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en stelde dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423197 / FA RK 24/2599
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [adres] , [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.W.M. van de Wouw te Chaam.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 juni 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 6 juni 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Loon op Zand tot het nemen van de crisismaatregel van 6 juni 2024;
- de medische verklaring van 6 juni 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , verpleegkundige;
- de heer [naam 2] , psychiater.
Tevens was aanwezig, maar is niet gehoord:
- mevrouw [naam 3] , co-assistent.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat het redelijk met haar gaat. Al drie weken eerder had zij in haar directe omgeving laten blijken dat zij het niet langer trok, omdat haar hoofd vol raakte. Zij kreeg daardoor last van fysieke spanningen, waarvan zij niet los wist te komen. In de GGz instelling krijgt zij één op één begeleiding. Zij ervaart dit als onnodig vrijheidsbeperkend en wenst niet langer mee te werken. Ook accepteert zij niet langer de haar voorgeschreven medicatie. Zij wil per direct terugkeren naar huis om haar dagelijkse leven te kunnen hervatten.
3.2
De psychiater brengt naar voren dat betrokkene, een 36-jarige moeder van twee jonge kinderen, onder behandeling is bij [accommodatie] in verband met een autisme spectrum stoornis en persoonlijkheidsproblematiek. In normale doen is zij een zelfstandig functionerende vrouw die goed in staat is haar (ouder)rol te vervullen. Echter gedurende de afgelopen dagen is sprake van een forse terugval in haar functioneren en van leeftijd inadequaat opstandig gedrag. Betrokkene laat tevens zien dat zij kampt met suïcidale gedachten. Gedurende de klinische opname is waargenomen dat betrokkene zich bij momenten afzondert. Ook heeft zij in het afgelopen weekeinde geprobeerd zichzelf op te sluiten in de badruimte, bedoeld om een suïcidepoging te ondernemen. In de avonduren is fysiek agressief gedrag naar de zorgverleners en begeleiding voorgekomen. Betrokkene weigert de haar voorgeschreven medicatie (haldol) in te nemen. Het gebruik van deze medicatie is van belang omdat die, vergeleken met eerder geprobeerde medicatie, het meest effectief is gebleken om ervoor te zorgen dat betrokkene rustiger wordt in haar hoofd. Van belang is dat betrokkene alsnog consequent aan de medicatietoediening gaat meewerken, nu sinds zij daarmee is gestopt de onrust en daarmee ook de gedachten om een einde aan haar leven te maken zijn toegenomen. De psychiater kan daarom achter het voorliggend verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel staan. Hij verwacht dat de daarvoor geldende maximale periode toereikend zal zijn om ervoor te zorgen dat het toestandsbeeld van betrokkene voldoende zal opklaren. Daarbij wijst hij ook meer specifiek op de noodzaak van insluiten als verplichte zorgvorm, rekening houdend met situaties die zich hebben voorgedaan, waarin tot fysieke holding diende te worden overgegaan.
3.3
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de psychiater naar voren is gebracht.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat haar uit het voorgesprek met haar cliënt is gebleken dat zij het liefst geen voortzetting van de crisisopname in de GGz instelling wil. Namens betrokkene verzoekt zij daarom primair het voorliggend verzoek af te wijzen. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt zij – bij wijze van subsidiair standpunt – de voortzetting van de crisismaatregel te beperken tot de meest noodzakelijke zorgvormen, te weten het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, zij het daaronder niet begrepen het gebruik van communicatiemiddelen.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autisme-spectrumstoornissen), disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en
maatschappelijke teloorgang. Voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene zich in een psychisch zeer kwetsbare situatie bevindt, nu zij kampt met veel onrust in haar hoofd en met gedachten die haar aanzetten tot het ondernemen van pogingen om zichzelf van het leven te beroven.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, bestaande uit het onderhouden van contact met het ambulante zorgteam;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dit de overige verzochte zorgvormen betreft, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 juli 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 18 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.