ECLI:NL:RBZWB:2024:4533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/02/418475 / FA RK 24-392
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige na beëindiging relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over [minderjarige], hebben in de zomer van 2023 besloten dat [minderjarige] bij de man zou gaan wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 8 september 2023 op het adres van de man is ingeschreven en dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de man. De vrouw heeft ingestemd met het verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling tussen de man en de vrouw vastgesteld. De vrouw en [minderjarige] hebben recht op contact met elkaar één weekend per veertien dagen, van vrijdagavond 19:00 uur tot zondagavond 19:00 uur. De man is verantwoordelijk voor het halen en brengen van [minderjarige] naar de vrouw, met uitzondering van het eerste weekend van de maand. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een regeling vast te stellen over de wijze waarop de man haar moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige] afgewezen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de man dit niet zou doen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr. Struijs, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Snatersen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/418475 / FA RK 24-392
datum uitspraak: 25 juni 2024
beschikking
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren in Breda,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Karami in Amsterdam,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 25 januari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de man;
- het door [minderjarige] ingezonden reactieformulier, binnengekomen bij de rechtbank op
8 april 2024;
- het op 4 juni 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] .
1.2
De verzoeken zijn, met gesloten deuren, mondeling behandeld op 10 juni 2024. Bij die behandeling zijn partijen verschenen samen met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
1.3
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over de verzoeken te praten tijdens een kindgesprek. [minderjarige] heeft hiervan afgezien. Wel heeft [minderjarige] een reactieformulier ingestuurd naar de rechtbank waarin hij zijn mening kenbaar heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is geëindigd in 2015. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend. Op 16 december 2014 is in het gezagsregister aangetekend dat partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] zijn belast.
2.3
[minderjarige] heeft van 10 januari 2018 tot 10 juli 2022 onder toezicht gestaan van Stichting Jeugdbescherming Brabant.
2.4
Bij beschikking van 3 december 2018 is, onder wijziging van het tussen partijen opgemaakte ouderschapsplan van 17 december 2015, bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw. Tevens is een regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling) vastgesteld.
Deze zorgregeling is nadien tweemaal gewijzigd, namelijk bij beschikking van 27 januari 2020 en bij beschikking 30 april 2020. Bij laatstgenoemde beschikking is, onder wijziging van de in de beschikking van 27 januari 2020 opgenomen zorgregeling, bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 19:00 uur, waarbij de man zorgt dat [minderjarige] om uiterlijk 19:00 uur bij de vrouw is, waarna [minderjarige] bij de vrouw doucht;
- op woensdag tot 19:00 uur. Wanneer [minderjarige] in de middag een kinderfeestje heeft, gaat hij na afloop daarvan niet meer (terug) naar de man. Ter compensatie gaat [minderjarige] in 2020 in de zomervakantie 1 dag extra naar de man en vanaf 2021 2 dagen extra. Partijen mogen in overleg de dagen in een andere vakantie plannen per jaar;
- de gebruikelijke schoolvakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij gelijke helften verdeeld;
- de vrije dagen, zoals studiedagen en roostervrije dagen, die vallen op de dagen dat [minderjarige] naar de man gaat, brengt [minderjarige] bij de man door. De man haalt [minderjarige] dan om 9:30 uur op bij de vrouw. Studiedagen/roostervrije dagen die vallen op dagen dat [minderjarige] bij de vrouw is brengt hij bij de vrouw door;
- de man neemt het halen en brengen van [minderjarige] volledig voor zijn rekening, alsmede de hiermee gepaard gaande reiskosten.
2.5
[minderjarige] verbleef tot september 2023 bij de vrouw waarbij uitvoering werd gegeven aan bovenvermelde zorgregeling.
2.6
In september 2023 is [minderjarige] bij de man gaan wonen. [minderjarige] heeft contact met de vrouw, maar niet op regelmatige basis. De vrouw en [minderjarige] hebben elkaar op 12 mei 2024 voor het laatst gezien.
2.7
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoofdverblijf en de zorgregeling van [minderjarige] , zoals vastgesteld bij de onder punt 2 van het verzoekschrift genoemde beschikkingen, te wijzigen in dier voege dat:
I. het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man wordt bepaald;
II. de vrouw en [minderjarige] gerechtigd zijn tot contact met elkaar één keer per veertien dagen, waarbij de vrouw [minderjarige] op vrijdagmiddag na school ophaalt en op zondagavond om 19:00 uur naar de man terugbrengt.
3.2
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de man onder I toe te wijzen en het verzoek van de man onder II af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat:
- de vrouw één keer per veertien dagen omgang met [minderjarige] heeft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur;
- elke woensdag vanuit school tot 19:00 uur;
- de gebruikelijke schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- de vrije dagen, zoals studiedagen en roostervrije dagen, in onderling overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- de man het halen en brengen van [minderjarige] volledig voor zijn rekening neemt, alsmede de hiermee gepaard gaande reiskosten.
Subsidiair
II. een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat:
- de vrouw één keer per veertien dagen omgang met [minderjarige] heeft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur;
- elke woensdag vanuit school tot 19:00 uur;
- de gebruikelijke schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- de vrije dagen, zoals studiedagen en roostervrije dagen, in onderling overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- de vrouw [minderjarige] uit school ophaalt en de man [minderjarige] op zondag om 19:00 uur bij de vrouw ophaalt, waarbij de man de reiskosten die gepaard gaan met het ophalen van [minderjarige] op zich neemt.
III. te bepalen dat de man de vrouw met ingang van de datum van de beschikking tenminste eenmaal per week schriftelijk zal informeren over de gewichtige aangelegenheden betreffende onderwijs, medische zaken, financiële zaken en juridische zaken met betrekking tot [minderjarige] ;
IV. althans een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie zal behoren te nemen.

4.De beoordeling

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
4.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechter beslist op verzoek van de ouders of van een van hen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en stelt op verzoek van de ouders of op verzoek van een van hen een regeling vast inzake een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, van het BW is artikel 1:377e van het BW van overeenkomstige toepassing en kan een regeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken worden gewijzigd op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2
De rechtbank stelt vast dat partijen na onderling overleg in de zomer van 2023 hebben besloten om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw naar de man te wijzigen. [minderjarige] is bij de man gaan wonen, en staat sinds 8 september 2023 in de BRP op het adres van de man ingeschreven. Gesteld noch gebleken is van zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de man. [minderjarige] lijkt zich bij de man goed te ontwikkelen. Een vaststelling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man is naar het oordeel van de rechtbank dan ook op zijn plaats, temeer omdat hiermee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. In haar oordeel neemt de rechtbank mee dat de vrouw instemt met het verzoek van de man. De rechtbank zal het verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen toewijzen.
4.3
Gezien de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , is sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan partijen in hun verzoeken tot wijziging van de zorgregeling kunnen worden ontvangen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten over (de wijziging van) de zorgregeling nader toegelicht en heeft de vertegenwoordigster van de Raad een advies uitgebracht. Onder regie en debat van de rechtbank, en met inachtneming van het advies van de vertegenwoordigster van de Raad, hebben partijen grotendeels overeenstemming bereikt over een zorgregeling ten aanzien van [minderjarige] . Partijen hebben afgesproken dat:
- de vrouw en [minderjarige] één weekend per veertien dagen gerechtigd zijn tot contact met elkaar van vrijdagavond tot zondagavond, en dat deze regeling start met het weekend van 14 juni tot en met 16 juni 2024;
- de man [minderjarige] in beginsel brengt en ophaalt bij de vrouw, met uitzondering van het eerste weekend in de maand waarop [minderjarige] bij de vrouw verblijft en daarna elk tweede weekend dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft. De vrouw zorgt in dat weekend op zondagavond voor vervoer van [minderjarige] naar de man;
- de gebruikelijke schoolvakanties, de Kerstdagen, oudejaarsavond en nieuwjaarsdag in onderleg overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- in het geval feestdagen en studiedagen van de school van [minderjarige] aansluiten aan het weekend dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft, het weekend van [minderjarige] bij de vrouw met die dag(en) wordt verlengd;
- de verjaardag van [minderjarige] wordt gevierd bij de ouder waar hij op dat moment verblijft en de andere ouder de gelegenheid krijgt om [minderjarige] te feliciteren;
- [minderjarige] in de zomervakantie van 2024 de eerste drie weken verblijft bij de vrouw, en de laatste drie weken bij de man.
4.4
Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de begin- en de eindtijd van de zorgregeling. De vrouw verzoekt te bepalen dat zij gerechtigd is tot contact met [minderjarige] vanaf vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19:00 uur, terwijl de man het begintijdstip van de zorgregeling verzoekt te bepalen om 19:00 uur op vrijdagavond en het eindtijdstip om 18:30 uur op zondagavond.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man te kennen gegeven dat hij op vrijdag de hele dag werkt en dat hij [minderjarige] daarom niet eerder dan om 19:00 uur bij de vrouw kan afzetten. De rechtbank acht het voorts niet passend om het vervoer van [minderjarige] , zoals de vrouw heeft voorgesteld, op de partner van de man af te wentelen. Om die reden zal het begintijdstip van de zorgregeling op vrijdag dan ook worden bepaald om 19:00 uur.
De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat met een eindtijdstip van 19:00 uur op zondagavond teveel van [minderjarige] gevraagd zou worden, gezien ook zijn leeftijd. De rechtbank zal het eindtijdstip van de zorgregeling dan ook bepalen op 19:00 uur. Concreet betekent dit dat [minderjarige] het ene omgangsweekend op zondagavond om 19:00 uur door de man bij de vrouw wordt opgehaald en het andere omgangsweekend op zondagavond om 19:00 uur door de vrouw bij de man wordt afgezet.
4.5
De rechtbank is niet gebleken dat bovenvermelde tussen partijen gemaakte afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet in het belang van de minderjarigen zouden zijn. De rechtbank zal de tussen partijen overeengekomen zorgregeling ten aanzien van [minderjarige] , met een aanvulling daarop ten aanzien van het begin- en eindtijdstip van de zorgregeling, dan ook in deze beschikking vastleggen. De verzoeken die in dit kader door partijen zijn gedaan worden daarmee beschouwd te zijn afgedaan.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat beide partijen open staan voor een uitbreiding van de zorgregeling naar de woensdagmiddag op het moment dat de financiële positie van de vrouw is verbeterd en zij aldus meer financiële ruimte heeft om de kosten van het vervoer van [minderjarige] mede op zich te nemen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat partijen hierover het overleg met elkaar blijven aangaan.
Informeren
4.6
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, onder c van het BW kan de rechtbank een regeling treffen over de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kind wordt verschaft door de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft, dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
4.7
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een dergelijke regeling vast te stellen. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling, elkaar op de hoogte houden van bijzonderheden met betrekking tot [minderjarige] en de rechtbank heeft geen concrete aanwijzingen dat de man dit bewust zou verzaken. Daarnaast heeft de vrouw op regelmatige basis omgang met [minderjarige] , en kan de vrouw - als ouder die mede met het gezag is belast - ook zelf het initiatief nemen om informatie op te vragen bij instanties zoals school, de huisarts, etcetera. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
4.8
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 3 december 2018, dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf heeft bij de man;
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 30 april 2020, dat de vrouw en [minderjarige] , in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19:00 uur tot zondagavond 19:00 uur, welke regeling start met ingang van het weekend van 14 juni tot en met 16 juni 2024, waarbij;
- de man [minderjarige] in beginsel brengt naar en ophaalt bij de vrouw, met uitzondering van het eerste weekend in de maand waarop [minderjarige] bij de vrouw verblijft en daarna elk tweede weekend dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft. De vrouw zorgt in dat weekend op zondagavond voor vervoer van [minderjarige] naar de man;
- de gebruikelijke schoolvakanties, de Kerstdagen, oudejaarsavond en nieuwjaarsdag in onderleg overleg bij gelijke helften worden verdeeld;
- in het geval feestdagen en studiedagen van de school van [minderjarige] aansluiten aan het weekend dat [minderjarige] bij de vrouw verblijft, het weekend van [minderjarige] bij de vrouw met die dag(en) wordt verlengd;
- de verjaardag van [minderjarige] wordt gevierd bij de ouder waar hij op dat moment verblijft en de andere ouder de gelegenheid krijgt om [minderjarige] te feliciteren;
- [minderjarige] in de zomervakantie van 2024 de eerste drie weken verblijft bij de vrouw, en de laatste drie weken bij de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.