ECLI:NL:RBZWB:2024:4535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/02/422015 / JE RK 24-803
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met instemming van beide ouders

Op 13 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2020. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De moeder woont in [woonplaats] en de vader op een geheim adres. Beide ouders hebben hun advocaten, respectievelijk R.E. Teusink en mr. W.H.P. de Jongh, ingeschakeld.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling het verzoek van de GI meegenomen, dat op 25 april 2024 is ingediend. Dit verzoek is gelijktijdig behandeld met een andere zaak die betrekking heeft op het gezag en de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 16 juni 2023 onder toezicht staat van de GI en dat deze ondertoezichtstelling op 16 juni 2024 afloopt. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedomgeving van de minderjarige, met name over de samenwerking tussen de ouders. Hoewel er enige positieve ontwikkeling is in de samenwerking, zijn de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet of slechts deels behaald. De ouders hebben ingestemd met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen van 16 juni 2024 tot 16 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422015 / JE RK 24-803
Datum uitspraak: 13 juni 2024

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: R.E. Teusink te Roosendaal,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in zijn beoordeling:
- het op 25 april 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de GI.
1.2
Gelet op de nauwe samenhang van het verzoek van de GI en de door de ouders ingediende verzoeken in de zaak met kenmerk C/02/397855 / FA RK 22-2275, zijn deze zaken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In de zaak met kenmerk C/02/397855 / FA RK 22-2275 is de beslissing aangehouden..
Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en twee vertegenwoordigsters namens de GI. Tevens was, als toehoorder, aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
2. De feiten
2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Er loopt een bodemprocedure bij deze rechtbank tussen de ouders over het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (C/02/397855 / FA RK 22-2275). Op dit moment geldt een voorlopige zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader, inhoudende dat de [minderjarige] en de vader iedere woensdag en vrijdag contact met elkaar hebben van 10:00 uur tot 18:00 uur.
2.4
Bij beschikking van 16 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 juni 2023 tot 16 juni 2024.
3. Het verzoek
3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4. De standpunten
4.1
De GI voert ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aan. Na de aanvang van de ondertoezichtstelling is gestart met de werkwijze complexe scheidingen waarbij in eerste instantie is ingezet op parallel ouderschap. [naam] is als hulpverleningsorganisatie bij de ouders betrokken. Op dit moment zijn partijen in overleg met elkaar over de invulling van hun ouderrol, de wijze waarop zij uitoefening willen geven aan het gezamenlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Door de moeder is aan de vader een gewijzigde zorgregeling voorgesteld, inhoudende dat [minderjarige] eenmaal per twee weken van zondagochtend 10:00 uur tot en met maandagochtend bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] naar school brengt en iedere woensdag vanaf 12:00 uur uit school tot en met het avondeten waarna de vader [minderjarige] om 18:30 uur naar de moeder terugbrengt. Dit betreft een uitbreiding van de voorliggende voorlopige zorgregeling. De bedoeling is dat met ingang van het schooljaar 2024/2025 aan deze zorgregeling uitvoering wordt gegeven. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de belangen van [minderjarige] te waarborgen en regie te voeren. Inzet van hulpverlening in het gedwongen kader is nog nodig. Weliswaar is sprake van een positieve ontwikkeling in de samenwerking tussen de ouders, maar zij zijn nog onvoldoende in staat om samen, in goed overleg, met elkaar afspraken te maken over de invulling van hun ouderrol, de wijze waarop zij uitoefening willen geven aan het gezamenlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Daarnaast zijn de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld nog niet of deels behaald.
4.2
Beide ouders hebben aangegeven in te stemmen met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de verzochte duur van een jaar.
5. De beoordeling
5.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De kinderrechter is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn al langere tijd zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] , meer specifiek de moeizame samenwerkingsrelatie tussen de ouders waarmee [minderjarige] wordt belast. Deze zorgen zijn nog steeds aanwezig en de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld zijn nog niet of deels behaald. Wel is sprake van een voorzichtige positieve ontwikkeling. Beide ouders werken mee aan de hulpverlening van [naam] en zijn op dit moment met elkaar in overleg over de invulling van hun ouderrol, de wijze waarop zij uitoefening willen geven aan het gezamenlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Belangrijk is dat voor [minderjarige] duidelijkheid gaat bestaan over de rol van haar beide ouders in haar leven en dat de ouders heldere afspraken met elkaar gaan maken over de zorg en opvoeding van [minderjarige] . Beide ouders achten de betrokkenheid van de GI noodzakelijk om te werken aan een verbetering van de situatie. Ook de kinderrechter ziet nog een duidelijke regierol voor de GI weggelegd.
Gelet op het voorgaande wordt naar het oordeel van de kinderrechter nog altijd voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het BW. Conform het verzoek van de GI zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden verlengd voor de duur van een jaar.
6. De beslissing
De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 juni 2024 tot 16 juni 2025;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.