Op 13 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de ouders, hun advocaat en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, waarbij [minderjarige 1] niet wilde dat haar verklaring werd gedeeld, terwijl [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wel toestemming gaven.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen is verlengd tot 25 april 2025 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 25 juni 2024. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 april 2025. De ouders hebben aangegeven dat zij hun best doen om aan de voorwaarden voor een thuisplaatsing te voldoen, maar de kinderrechter heeft twijfels over de stabiliteit van de opvoedsituatie bij de ouders, gezien de zorgen van de GI en het Centrum voor Poolse Gezinnen (CPG) over hun middelengebruik en de opvoedcapaciteiten.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 december 2024, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen op een pro forma datum van 26 november 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarigen bij elkaar blijven en dat de GI verslag moet doen van de ontwikkelingen in de zaak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.