Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
De feiten
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Borsele, met instemming van de ouders van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de procedure opgestart na ontvangst van een verzoekschrift op 21 december 2023, waarin werd verzocht om een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De ouders hebben ingestemd met het verzoek, en de GZ-psycholoog heeft ook een positieve verklaring afgegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2024, die achter gesloten deuren plaatsvond, is [minderjarige] gehoord via een videoverbinding, bijgestaan door haar advocaat, mr. S.J. Nijssen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet in haar behandeling bij [zorglocatie] in [plaats 4]. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten plaatsing onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige], die haar ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren. De kinderrechter heeft besloten dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om [minderjarige] te beschermen tegen zichzelf en de buitenwereld, en om ervoor te zorgen dat zij de juiste zorg en begeleiding ontvangt.
De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, van 27 januari 2024 tot 27 juli 2024. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] de ingezette behandelingen positief kan afronden vanuit de gesloten setting, om zo het risico op terugval te minimaliseren.