ECLI:NL:RBZWB:2024:4552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
11009562 AZ VERZ 24-20 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van werknemer [naam 1] door werkgever [v.o.f.]. De werknemer was in dienst als logistiek medewerker en werd ontslagen vanwege vermeend agressief gedrag na meerdere waarschuwingen. De werkgever stelde dat het gedrag van de werknemer, waaronder bedreigingen aan collega's, de reden was voor het ontslag. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde gedragingen en dat het ontslag derhalve niet rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding, omdat het ontslag in strijd was met de wet. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van deze vergoedingen, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten ten laste van de werkgever gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11009562 \ AZ VERZ 24-20
Beschikking van 28 juni 2024
in de zaak van
[naam 1],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [naam 1] ,
procederend in persoon
tegen

1.[v.o.f.] ,

te [plaats 2] ,
en haar vennoten
2.
[b.v. 1],
te [plaats 2] ,
3.
[b.v. 2],
te [plaats 3] ,
verwerende partijen,
verzoekende partijen in het tegenverzoek,
hierna samen te noemen: [v.o.f.] ,
gemachtigde: mr. D.N.C. Doolaege.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [naam 1] ex artikel 7:672 lid 9 BW (vergoeding onregelmatige opzegging), artikel 7:673 BW (transitievergoeding), artikel 7:681 BW (billijke vergoeding), met producties, ingediend door mr. W.R. Aerts als gemachtigde van [naam 1] , ingekomen op 25 maart 2024;
- het bericht van mr. Aerts van 29 april 2024 dat hij zich onttrekt als gemachtigde;
- het verweerschrift van [v.o.f.] , tevens inhoudende een zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:672 lid 11 BW, artikel 7:673 BW en artikel 7:681 BW, met producties, ingekomen op 17 mei 2024;
- het verweerschrift van [naam 1] inzake het verweerschrift en tegenverzoek van [v.o.f.] , met producties, ingekomen op 27 mei 2024;
- de mondelinge behandeling die op 31 mei 2024 heeft plaatsgevonden, (grotendeels) in aanwezigheid van een tolk Nederlands-Portugees, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij de gemachtigde van [v.o.f.] gebruik heeft gemaakt van (Nederlands- en Engelstalige) spreekaantekeningen die ter zitting zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
[v.o.f.] heeft in [plaats 2] een groothandel in farmaceutische- en verzorgingsproducten.
2.2.
[naam 1] , geboren op [geboortedag] 1998, is op 25 januari 2023 bij [v.o.f.] in dienst getreden als oproepkracht, in de functie van logistiek medewerker op de afdeling ‘Outbound’. Hij beheerst de Nederlandse taal niet. Hij spreekt Portugees, zijn moedertaal, en Engels.
2.3.
Op 22 mei 2023 heeft [v.o.f.] [naam 1] wegens ongeoorloofd verzuim een schriftelijke waarschuwing gegeven, met de mededeling dat ingeval van herhaling de doorbetaling van het loon zal worden stopgezet.
2.4.
Op 11 juli 2023 zijn partijen overeengekomen het dienstverband vanaf 1 september 2023 tot 1 september 2024 voort te zetten, met een vaste arbeidsduur van 40 uur per week. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 2.484,30 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.5.
Op 29 augustus 2023 heeft zich tijdens de dienst van 14-23 uur en na afloop daarvan in het magazijn en op het parkeerterrein van [v.o.f.] een incident voorgedaan tussen [naam 1] en twee (toenmalige) collega’s. De volgende dag is door een van die collega’s tegen [naam 1] aangifte gedaan van vernieling van een auto.
2.6.
[v.o.f.] heeft [naam 1] vanwege het incident van 29 augustus 2023 bij brief van 31 augustus 2023 een waarschuwing gegeven en op 19 september 2023, na de vakantie van [naam 1] heeft de heer [naam 2] , bestuurder van een de vennoten van [v.o.f.] (hierna: [naam 2] ) daarover met hem gesproken. In de brief die daarbij is overhandigd is, onder verwijzing naar het arbeidsreglement, meegedeeld dat fysiek en verbaal bedreigen van collega’s en teamleiders binnen het gebouw en op het bedrijfsterrein niet wordt getolereerd, dat sprake is geweest van zeer ernstige gedragsovertredingen waarbij ontslag op staande voet is overwogen en dat [v.o.f.] bereid is hem een nieuwe kans te geven, mits hij zich committeert aan de gedragsregels, waarden en normen van [v.o.f.] .
2.7.
[v.o.f.] heeft [naam 1] op 16 oktober 2023 een schriftelijke waarschuwing gegeven wegens het op 13 oktober 2023 onder werktijd gebruik maken van zijn telefoon, om naar een voetbalwedstrijd te kijken, met de mededeling dat dit zijn 3e officiële waarschuwing is en dat bij een volgende overtreding disciplinaire maatregelen worden getroffen.
2.8.
[naam 1] heeft in december 2023 over heel 2024 circa 50 dagen betaald en onbetaald verlof aangevraagd. Die aanvraag is (vrijwel geheel) afgewezen. Dit is eind december 2023 door P&O met hem besproken. Op 3 januari 2024 heeft op zijn verzoek nogmaals een gesprek met P&O plaatsgevonden. Na tussenkomst van [naam 2] en op diens verzoek heeft [naam 1] destijds het pand van [v.o.f.] verlaten.
2.9.
Op 4 januari 2024 heeft [naam 1] zich ziek gemeld. Mevrouw [naam 3] , waarnemend hoofd P&O (hierna: [naam 3] ) heeft hem later die dag gemaild:
“We hereby send you (your 4th) official warning. We would like to hear from you tomorrow, when you can come here to talk.”
[naam 1] heeft daar direct op gereageerd:
“It doesn't make sense for you to make any announcement without me working.
I'm going to contact a lawyer and my family doctor if you continue to treat me like this.
I remember a notice that was explained to me by the company owner, the other two were not
explained to me, I signed a Dutch document because they forced me. I don't know What you
mean with the 4th.”
De brief van [v.o.f.] van 4 januari 2024 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Wij hebben diverse gesprekken met u gevoerd over uw vakantieaanvragen en uitleg gegeven over de
geldende regels conform arbeidsreglement. Voor het laatst op donderdag 28 december en nogmaals op uw verzoek gisteren woensdag 3 januari jl. U verzocht om alle bovenstaande vakantiedagen of onbetaald verlof voor andere werkzaamheden.
Vakantiedagen heeft u niet voldoende en onbetaald verlof voor een andere baan zoals u zelf aangeeft
wordt niet verstrekt. Conform artikel 25 van het arbeidsreglement mag u zonder onze schriftelijke
toestemming ook geen nevenwerkzaamheden verrichten.
(…)
Gisteren 3 januari nadat mevr. [naam 3] en mevr [naam 4] van Personeelszaken u opnieuw uitleg hebben gegeven over de geldende vakantieregels, heeft u opnieuw aangegeven dat indien uw wensen niet worden ingewilligd u uw contract beëindigt. De regels m.b.t. de opzegtermijn van 1 kalendermaand zijn u opnieuw uitgelegd, mocht u tot dit besluit komen.
U bent boos uit het gesprek weggelopen. Een half uur later stond u opnieuw bij de hoofdingang.
Verbaasd heeft mevr. [naam 3] de deur voor u geopend, waarna een zeer onplezierig gesprek plaatsvond. Naast uw boosheid over uw vakantieaanvraag, gaf u aan dat de correctie op uw salaris van december niet terecht zou zijn met de woorden “Give me my cash now”. Mevr [naam 3] heeft u naar de boekhouding verwezen, omdat u zelf om deze correctie heeft gevraagd. U heeft in december aangegeven aan 2 medewerkers van P&O dat uw ziekmeldingen niet correct waren. Zo was u de betreffende dagen in augustus niet ziek, maar was uw kat vermist, waarna e.e.a. door de boekhouding gecorrigeerd is. Dit gesprek had betrekking op uw vele ziekmeldingen/ziekteverzuim.
U toonde tijdens dit vervolg gesprek zeer agressief gedrag, zowel verbaal als non verbaal, waarop mevrouw [naam 3] de politie wilde inschakelen. Dit soort gedrag en intimidatie van een medewerker wordt absoluut niet getolereerd, (artikel 30 arbeidsreglement). Diverse medewerkers, waaronder de heren [naam 5] , [naam 2] en [naam 6] zijn hiervan getuige geweest. Zij hebben u het pand uit begeleid.
Opnieuw moeten wij u waarschuwen dat dit soort gedrag hier niet wordt getolereerd en wij dit zeer hoog opnemen. U negeert structureel de hier geldende regels zoals vastgelegd in het arbeidsreglement en u dient zich bewust te zijn dat ontslag kan volgen bij herhaling. Dit is de laatste schriftelijke waarschuwing die wij u geven.
Vandaag 4 januari heeft u zich per mail ziek gemeld. De 9e ziekmelding binnen 1 jaar, waarbij wij er vanuit gaan dat uw melding betrekking heeft op het incident van gisteren, 3 januari.
Voordat u zich op de werkvloer begeeft, wordt u geacht zich te melden bij uw direct leidinggevende de heer [naam 5] of ondergetekende[ [naam 2] ; toevoeging ktr.]
, die samen met een medewerker van P&O deze waarschuwing met u zal bespreken. Wij verzoeken u via Personeelszaken morgen aan te geven, wanneer dit gesprek kan plaatsvinden.”
2.10.
[naam 1] heeft op 5 januari 2024 telefonisch laten weten nog ziek te zijn. Op zaterdag 6 januari 2024 is hij naar [v.o.f.] gegaan, waar hem bleek dat zijn toegangspas was geblokkeerd. Op maandag 8 januari 2024 heeft hij naar [v.o.f.] gebeld en heeft hij met medewerkers van P&O gesproken.
2.11.
[naam 3] heeft op 8 januari 2024 een melding gedaan bij de politie. Deze luidt als volgt:
“Woensdag 3 januari heeft een werknemer een vervolggesprek gehad met Personeelszaken (mevr [naam 4] en [naam 3] ) [v.o.f.] over niet goedgekeurde vakantiedagen. Werknemer is daarbij boos weggelopen, omdat hij zijn zin niet kreeg. Medewerker is half uur daarna teruggekomen en heeft zich toen zowel verbaal als non verbaal agressief gedragen naar medewerker P&O (mevr. [naam 3] ). Met getuigen/andere werknemers is werknemer verzocht het pand te verlaten. Werknemer heeft daarvoor een (4e) waarschuwing op donderdag per mail ontvangen voor ontoelaatbaar gedrag (vorige waarschuwingen waren ook voor gedrag) en uitnodiging voor gesprek. Werknemer reageerde hierop dat hij contact zou opnemen met zijn advocaat. 2 andere werknemers van [v.o.f.] waren woonachtig bij werknemer in huis (waar hij samen met zijn vriendin woont). Deze 2 personen heeft werknemer donderdag het huis uitgezet. Zij hebben in hun auto kunnen overnachten. Met hulp van [v.o.f.] is vrijdag voor 1 week tijdelijke woonruimte voor hen gevonden, definitieve woonruimte wordt nu gezocht.
Werknemer belde maandagochtend 8 januari met P&O mevr [naam 4] of hij kon langskomen. P&O heeft overlegd en dhr [naam 6] van P&O heeft werknemer teruggebeld en aangegeven dat hij voor dit moment geschorst is. Dat gesprek kreeg ook een vervelende wending, met woorden als" ik heb recht tot betaling tot einde contract en ik kom bij je thuis of op werk langs en ik blijf net zo lang bij je thuis langs komen tot ik mijn geld heb". In de middag belde werknemer opnieuw met andere medewerker P&O, mevr [naam 3] nam op, met bericht dat hij contact had gehad met zijn advocaat en dat hij van P&O een formulier wenste voor beëindiging contract zodat hij elders kon werken. Mevr [naam 3] heeft aangegeven dat als hij elders wil werken hij zelf een brief moet opstellen, met verzoek om ontslag. Hij op dit moment geschorst is en wel van de advocaat zal horen. Hij vroeg wanneer dan. Medewerkster P&O gaf aan dat ze dat niet wist, waarna werknemer weer telefonisch ging dreigen en aangaf dat het dangerous was niet direct e.e.a te regelen. Medewerkster P&O heeft daarop de telefoonverbinding verbroken. Drie medewerkers van personeelszaken [v.o.f.] voelen zich geïntimideerd en onveilig en willen dan ook melding maken van deze situatie.”
2.12.
[naam 1] heeft zich op 8 januari 2024 tot een advocaat gewend. Zij heeft bij e-mail van 9 januari 2024, onder verwijzing naar een telefoongesprek dat zij die dag had met de heer [naam 6] van P&O, bezwaar gemaakt tegen de schorsing van [naam 1] , met het verzoek om te bevestigen dat hij weer tot zijn werk zou worden toegelaten dan wel, indien [v.o.f.] de arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen, haar een concept vaststellingsovereenkomst voor te leggen.
[v.o.f.] heeft niet op deze e-mail gereageerd.
2.13.
[v.o.f.] heeft [naam 1] bij e-mail van 11 januari 2024 van [naam 3] een (niet in deze procedure overgelegde) brief gestuurd met een uitnodiging voor een gesprek op 16 januari 2024, waarop de toenmalige advocaat van [naam 1] diezelfde dag heeft gereageerd. Namens hem is (nogmaals) bezwaar gemaakt tegen de schorsing en de waarschuwingen, is meegedeeld dat hij ziek is en is gevraagd het gesprek daarom onder voorbehoud van zijn herstel te verplaatsen naar 22 januari 2024.
[v.o.f.] heeft hier niet op gereageerd.
2.14.
Op maandag 15 januari 2024 heeft [naam 1] in een e-mail aan P&O meegedeeld dat hij ziek is en dat hij op 16 januari 2024 niet komt. Hij heeft gevraagd om (een bezoek van) de bedrijfsarts en om een nieuwe afspraak voor een gesprek.
[v.o.f.] heeft niet op deze e-mail gereageerd.
2.15.
Op 16 en 17 januari 2024 is een controleur van de arbodienst van [v.o.f.] bij de woning van [naam 1] geweest. Hij is toen niet thuis aangetroffen. Er is een brief achtergelaten met het verzoek om contact op te nemen met de werkgever.
2.16.
[naam 1] heeft meerdere malen naar [v.o.f.] gebeld. De receptiemedewerker heeft hem op uitdrukkelijke instructie van [v.o.f.] niet doorverbonden met P&O. Hij heeft op 23 januari 2024 nogmaals gebeld en is daarna naar [v.o.f.] gegaan. Hij heeft die dag gesproken met de heer [naam 7] (hierna: [naam 7] ).
2.17.
[v.o.f.] heeft [naam 1] op 26 januari 2024 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Tijdens dit relatief korte dienstverband heb je je al veelvuldig schuldig gemaakt aan het overtreden van de binnen [v.o.f.] geldende gedragsregels. Dit betroffen ernstige overtredingen, waarbij je in augustus 2023 zelfs collega’s hebt bedreigd. Tevens heb je op het terrein van [v.o.f.] schade aan een auto toegebracht. Naar aanleiding hiervan is aangifte bij de politie gedaan. In totaal heb je in minder dan een jaar tijd vier schriftelijke waarschuwingen ontvangen.
De laatste schriftelijke waarschuwing heb jij op 4 januari 2024 ontvangen, omdat jij op 3 januari 2024 wederom zeer agressief gedrag vertoonde richting een collega, zowel verbaal als non verbaal. (Collega’s hebben jou toen moeten begeleiden om het pand te verlaten. In de brief van 4 januari 2024 is duidelijk gemaakt dat dit gedrag niet wordt getolereerd en wij dit zeer hoog opnemen. Daarbij is aangekondigd dat bij herhaling ontslag kan volgen en dat wij deze laatste waarschuwing persoonlijk met jou wilden bespreken.
Helaas heb je deze laatste waarschuwing niet ter harte genomen. Eerst heb je je ziekgemeld op 4 en 5 januari 2024. Daarna heb je twee collega’s waar je mee samenwoont jouw huis uitgezet en vervolgens ben je je agressief blijven gedragen. Zo wilde je op 6 januari 2024 het pand betreden, terwijl duidelijk is aangegeven dat eerst een gesprek met jou zou plaatsvinden met de directie en HR. Op maandag 8 januari 2024 heb je telefonisch contact opgenomen met [v.o.f.] en heb je je wederom erg agressief en intimiderend uitgelaten richting collega’s (je gaf onder andere aan dat je bij zijn huis op de stoep zou gaan staan, net zo lang tot je je geld zou hebben). Tegen een andere collega gaf je aan dat dingen gevaarlijk (dangerous) zouden worden, als we je zin niet zouden geven. Zij was hierdoor zeer ontdaan en angstig en heeft aangifte gedaan van deze bedreiging bij de politie.
Per brief van 11 januari 2024 ben je uitgenodigd voor een gesprek over jouw gedrag in de afgelopen periode. Dit gesprek zou plaatsvinden op 16 januari 2024 om 13:00 uur. Dit is ook gecommuniceerd met de door jou ingeschakelde advocaat. [v.o.f.] kreeg in de tussentijd signalen dat jij naar Portugal was vertrokken, ondanks het feit dat jouw vakantieaanvraag voor deze periode was afgewezen. Op 16 januari 2024
belde je om 13:48 uur om te laten weten dat je niet naar dit gesprek kon komen, omdat je naar de dokter moest. Voor [v.o.f.] was dit een bevestiging van het feit dat jij je in Portugal bevond, waar het één uur vroeger is. Vanuit de bedrijfsarts heeft vervolgens zowel op 16 als op 17 januari jl. een huisbezoek plaatsgevonden, waarbij jij - in strijd met de regels omtrent verzuim - telkens niet thuis was.
Na jouw terugkeer van jouw vakantie heb je op 23 januari jl. telefonisch contact met ons opgenomen en heb je je wederom bedreigend uitgelaten aan de telefoon. Je hebt die collega op een erg boze toon medegedeeld dat je op weg bent naar [v.o.f.] en dat je zo lang als nodig is voor de deur zult kamperen. Je bent vervolgens daadwerkelijk naar [v.o.f.] toegekomen en bent tegengehouden door een andere collega aan de voordeur. Daarbij heb je verschillende ernstige bedreigingen geuit, waarna de politie is gebeld om hier melding van te maken. Desondanks ben je gisteren toch weer teruggekomen en ben jij opnieuw aan de voordeur te woord gestaan door twee collega’s. Tijdens dit gesprek heb je opnieuw bedreigingen geuit aan hun adres, waarbij je ook felle handgebaren hebt gemaakt en zelfs je hand op de schouder van een collega hebt gelegd. Ook deze collega heeft weer de politie gebeld.
Voor [v.o.f.] is de conclusie dat het blijven vertonen van agressief gedrag na verschillende waarschuwingen onacceptabel is. Dit is reden om de arbeidsovereenkomst met jou per direct op te zeggen op grond van een dringende reden. Dit gedrag is evident niet toegestaan en is ook als verbod gesteld in het op jou
van toepassing zijnde personeelshandboek (arbeidsreglement).
Vanwege jouw agressieve houding en gedrag hebben wij jou niet meer opnieuw uitgenodigd op kantoor om dit te bespreken. Bovendien hebben we jou reeds de mogelijkheid geboden over je gedrag in gesprek te gaan, maar bij dat gesprek ben je niet verschenen. Vandaag heb ik jou telefonisch laten weten dat je op staande voet bent ontslagen. Hierbij bevestig ik nogmaals schriftelijk dat aan jou ontslag op staande voet is verleend, op grond waarvan je arbeidsovereenkomst eindigt per 25 januari 2024. Daarbij is rekening gehouden met alle relevante omstandigheden, zoals onder andere het korte dienstverband, de vele waarschuwingen en de impact die jij onder collega’s hebt veroorzaakt met jouw agressieve gedrag en bedreigingen.
(…)”

3.Het verzoek en het tegenverzoek

3.1.
[naam 1] verzoekt de kantonrechter:
primair
- [v.o.f.] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van € 896,80 aan transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een gefixeerde schadevergoeding van € 3.194,08 en een billijke vergoeding van € 17.386,08 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking tot de dag van volledige betaling;
- [v.o.f.] te veroordelen tot overlegging aan [naam 1] van bruto/netto specificaties inzake de hiervoor bedoelde veroordelingen en wel binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag en wel vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking;
subsidiair
- voor het geval de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd door het ontslag op staande voet, aan [naam 1] een transitievergoeding van € 896,80 toe te kennen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking tot de dag van volledige betaling;
primair en subsidiair
- [v.o.f.] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[v.o.f.] concludeert tot afwijzing van alle verzoeken van [naam 1] , met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten inclusief nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking.
3.3.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt [v.o.f.] de kantonrechter [naam 1] te veroordelen tot betaling van € 2.725,48 aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf veertien dagen na dagtekening van de beschikking tot de dag van volledige betaling.

4.De beoordeling

inzake het verzoek en het tegenverzoek
4.1.
De vraag die in deze zaak centraal staat, is of het op 26 januari 2024 door [v.o.f.] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
Toetsingskader
4.2.
De werkgever is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer (artikel 7:677 lid 1 BW). De inhoud van deze mededeling moet zodanig zijn dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is waarom hij is ontslagen. Van een dringende reden is alleen sprake ingeval van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat als gevolg daarvan van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst nog te laten voortduren (artikel 7:678 BW). Bij de beoordeling van de vraag of aan dat vereiste is voldaan, moeten alle omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Ontslag op staande voet is de zwaarste sanctie die een werkgever kan toepassen en is dan ook alleen gerechtvaardigd in een situatie waarin van een werkgever redelijkerwijs geen andere beslissing kan worden gevergd. De werkgever die een werknemer op staande voet heeft ontslagen, moet bij betwisting van de dringende reden door de werknemer gemotiveerd stellen en zo nodig bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan én dat deze is aan te merken als dringende reden. Met de ontslagaanzegging wordt de grondslag van het ontslag gefixeerd. Dat betekent dat de werkgever zich niet kan beroepen op een andere ontslaggrond dan die in de ontslagbrief aan de werknemer is meegedeeld. Een andere grond, óók als die zich zou hebben voorgedaan, kan dus geen reden vormen voor het ontslag op staande voet.
Standpunten partijen
4.3.
[naam 1] betwist dat het ontslag rechtsgeldig is en stelt daartoe samengevat het volgende. Van het door [v.o.f.] gestelde bedreigende, agressieve, intimiderende gedrag is geen sprake geweest en de hem gegeven waarschuwingen zijn niet terecht. Hij heeft in juli 2023 door hard werken een 40 uren-contract gekregen, heeft ook daarna goed gefunctioneerd en aan zijn gedrag en persoonlijkheid is gedurende het dienstverband niets veranderd.
Op 29 augustus 2023 is het anders gegaan dan [v.o.f.] stelt. Dat ging om een kwestie tussen hem en twee (toenmalige) collega’s en hij vond dat hij ten onrechte door de teamleider naar huis werd gestuurd. Anders dan [v.o.f.] stelt, heeft hij zijn teamleider niet bedreigd. Wel was hij die dag heel boos en heeft hij de auto beschadigd waarin de andere (toenmalige) collega’s zaten. In september 2023 heeft hij met [naam 2] over dit incident gesproken, waarmee die kwestie was afgedaan.
Hij heeft niet om onbetaald verlof gevraagd vanwege ander werk, zoals [v.o.f.] stelt. Zijn activiteiten als DJ ‘ [naam 8] ’ zijn een hobby waarmee hij geen geld verdient. Dat zijn verzoek om onbetaald verlof werd geweigerd was een grote teleurstelling, maar hij heeft dat aanvaard en is niet agressief of bedreigend geweest. In het (tweede) gesprek op 3 januari 2024 met P&O was er sprake van miscommunicatie. [naam 3] begreep hem niet en werd zelf boos. Hij heeft zich niet agressief gedragen, maar heeft steeds geprobeerd om tot een gesprek te komen en weer aan het werk te gaan. [v.o.f.] heeft dat zelf onmogelijk gemaakt.
Op 8 januari 2024 is hij telefonisch ontslagen. Hij heeft zich toen tot een advocaat gewend. Hij heeft duidelijk gemaakt dat hij ziek was en daarom op 16 januari niet op gesprek kon komen. Op 23 januari 2024 is hij naar [v.o.f.] gegaan omdat hij niets vernam en contact werd geweigerd. Hij wilde praten over een oplossing, maar ook die dag was overleg niet mogelijk en is hem door [naam 7] gezegd dat hij zelf maar ontslag moest nemen. Het is niet waar dat hij die dag bedreigingen heeft geuit en het klopt ook niet dat hij daarna nog naar [v.o.f.] is teruggegaan.
[v.o.f.] heeft hem in het duister laten tasten en heeft hem op 26 januari 2024 ten onrechte ontslagen. Dat maakt dat zij de wettelijke transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding is verschuldigd, aldus [naam 1] .
4.4.
Volgens [v.o.f.] is het ontslag rechtsgeldig. Daartoe stelt zij samengevat het volgende. [naam 1] heeft meermaals collega’s verbaal en fysiek bedreigd en geïntimideerd, ook nadat hij daarvoor meerdere waarschuwingen had gekregen. In de gegeven omstandigheden was sprake van een dringende reden voor ontslag. Hij was nog maar kort in dienst en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Hij is ‘geschorst’ omdat de situatie vanaf 3 januari 2024 escaleerde. [v.o.f.] heeft [naam 1] en zijn toenmalige advocaat daarna steeds duidelijk gemaakt dat eerst een vervolggesprek moest plaatsvinden voordat hij weer aan het werk zou kunnen, maar hij heeft die kans niet aangegrepen. Hij had na de waarschuwing van 4 januari 2024 en de uitnodiging van 11 januari 2024 op gesprek kunnen komen en zijn excuus kunnen aanbieden, maar dat heeft hij niet gedaan. Dat hij wegens ziekte op 16 januari niet op gesprek kon komen is ongeloofwaardig. Hij is op 16 en 17 januari niet thuis aangetroffen en was niet bereikbaar, zodat dit ook niet kon worden gecontroleerd. Het is ook wel erg toevallig dat hij juist in de periode waarvoor zijn verlofaanvraag was afgewezen ziek zou zijn geweest. Uit beelden op Instagram blijkt dat hij toen niet thuis maar in Portugal was. Hij is daarna blijven dreigen en intimideren, waarmee hij collega’s doelbewust een onveilig gevoel heeft bezorgd. Zijn blote ontkenningen daarvan worden ontkracht door de onderbouwde stellingen van [v.o.f.] . Hij heeft geen blijk gegeven van spijt, berouw en/of de wens om een constructief gesprek te voeren. Voor [v.o.f.] was na vier schriftelijke waarschuwingen, meerdere meldingen bij de politie, de leugens en de dreigementen op 23 januari 2024 de maat vol. Zij kon op 26 januari 2024 niet anders dan hem op staande voet ontslaan, omdat hij een dusdanige onveilige situatie op de werkvloer creëerde dat iedere reden om bij [v.o.f.] te verschijnen zo snel mogelijk moest worden weggenomen. Er was een dringende reden voor ontslag en het ontslag is ook onverwijld gegeven en onverwijld meegedeeld, zodat het rechtsgeldig is, aldus [v.o.f.] .
Ontslaggrond – geen dringende reden
4.5.
Zoals hiervoor reeds overwogen gaat het bij de beantwoording van de vraag of [v.o.f.] op 26 januari 2024 een dringende reden had om [naam 1] te ontslaan, om de reden die zij destijds aan hem heeft meegedeeld. Uit de ontslagbrief blijkt dat [naam 1] is ontslagen vanwege
“het blijven vertonen van agressief gedrag na verschillende waarschuwingen”en dat zijn gedragingen op 23 januari 2024 en op 25 januari 2024 (zo volgt uit de zinsnede ‘desondanks ben je
gisterentoch weer teruggekomen’) voor [v.o.f.] de spreekwoordelijke druppel waren die de emmer deed overlopen. Volgens de ontslagbrief hebben déze gedragingen geleid tot de beslissing van [v.o.f.] om tot ontslag op staande voet over te gaan, tegen de achtergrond van eerdere gedragingen van [naam 1] . Hem wordt verweten dat hij op 23-25 januari 2024 telefonisch contact met [v.o.f.] heeft opgenomen en zich toen jegens een collega bedreigend heeft uitgelaten door op boze toon mee te delen op weg te zijn naar [v.o.f.] en zo lang als nodig voor de deur te zullen kamperen, dat hij daadwerkelijk naar [v.o.f.] is gegaan en toen jegens een andere collega bij de voordeur verschillende ernstige bedreigingen heeft geuit, dat hij daarna nog is teruggekomen en toen wederom jegens twee collega’s bedreigingen heeft geuit, felle handgebaren heeft gemaakt en zijn hand op de schouder van een collega heeft gelegd.
4.6.
[naam 1] weerspreekt niet dat hij op 23 januari 2024 heeft gebeld en naar [v.o.f.] is gegaan, en heeft daarop een toelichting gegeven. Hij betwist uitdrukkelijk dat hij die dag jegens collega’s agressief en bedreigend is geweest. Hij betwist ook dat hij na die dag nogmaals bij [v.o.f.] is geweest.
4.7.
Dat [naam 1] ná 23 januari 2024 nog naar [v.o.f.] is gegaan, zoals hem in de ontslagbrief is verweten, is niet onderbouwd. Ook uit de eigen stellingen van [v.o.f.] in deze zaak volgt dat dit niet het geval is. Daarmee staat vast dat van agressief, bedreigend gedrag van [naam 1] bij [v.o.f.] op 25 januari 2024 geen sprake is geweest en dat het uitsluitend gaat om gedragingen op 23 januari 2024.
4.8.
[v.o.f.] heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [naam 1] zich op 23 januari 2024 agressief en bedreigend heeft gedragen zoals in de ontslagbrief is aangevoerd. De algemeen geformuleerde stelling dat hij jegens collega’s ‘verschillende (ernstige) bedreigingen’ heeft geuit, is daartoe onvoldoende. [v.o.f.] heeft daarmee niet geconcretiseerd van welke uitingen [naam 1] een verwijt wordt gemaakt. Dat hij bedreigende uitlatingen heeft gedaan is ook niet met een of meer verklaringen van collega’s onderbouwd, hetgeen wel van [v.o.f.] had mogen worden verwacht. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting van de dringende reden door [naam 1] lag het immers op haar weg om deze te concretiseren en nader te onderbouwen. Aan het aanbod van [v.o.f.] om alsnog ‘verklaringen te verzamelen en te overleggen’ wordt dan ook voorbijgegaan. [v.o.f.] heeft weliswaar verwezen naar een vijftal geluidloze beeldopnames van 23 januari 2024, die als productie 23 zijn overgelegd, maar uit die beelden kan niet worden opgemaakt dat sprake is geweest van bedreigende gedragingen van [naam 1] jegens een of meer collega’s. Deze beelden laten zien dat [naam 1] zich op 23 januari 2024 bij de ingang van het pand van [v.o.f.] heeft gemeld, dat hij daar niet is binnengelaten en dat hij vervolgens buiten heeft gesproken met [naam 7] in bijzijn van een andere collega. Wat er toen is besproken is echter niet te horen en is door [v.o.f.] evenmin concreet toegelicht. De beelden tonen ook geen non-verbaal of fysiek bedreigend gedrag, zoals de door [v.o.f.] gestelde agressieve (‘felle’) handgebaren. Te zien is dat [naam 1] een gesprek voert met [naam 7] en dat hij tijdens dat gesprek een paar keer zijn hand op diens schouder legt, wat op zichzelf niet als agressief en intimiderend gedrag kan worden beschouwd. Uit de beelden volgt niet dat dit als zodanig was bedoeld en/of door [naam 7] als zodanig is ervaren en een verklaring daaromtrent van [naam 7] is niet overgelegd. [v.o.f.] heeft in deze procedure met betrekking tot de vermeende gedragingen van [naam 1] op 23 januari 2024 geen enkele verklaring overgelegd, wat wel van haar had mogen worden verwacht. Van meldingen van [v.o.f.] bij de politie is evenmin gebleken. Stukken waaruit blijkt dat en welke meldingen er op 23 januari 2024 met betrekking tot [naam 1] zijn gedaan, zijn niet overgelegd.
4.9.
Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat [naam 1] op 23 januari 2024 jegens collega’s (ernstige) bedreigingen heeft geuit, wat volgens de ontslagbrief de druppel was die de emmer deed overlopen. Dat maakt dat [v.o.f.] op 26 januari 2024 geen dringende reden had om tot ontslag op staande voet over te gaan. Zij kan niet worden gevolgd in haar stelling dat [naam 1] een dusdanige onveilige situatie op de werkvloer creëerde dat zij niet anders kon dan de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.
4.10.
Het enkele feit dat [naam 1] op 23 januari 2024 naar [v.o.f.] is gegaan, kan het ontslag op staande voet niet dragen, ook niet in samenhang met de in de ontslagbrief aangevoerde eerdere gedragingen en evenmin als juist zou zijn dat [naam 1] de receptiemedewerker ‘op een erg boze toon’ zou hebben meegedeeld naar [v.o.f.] op weg te zijn en ‘zo lang als nodig voor de deur te zullen kamperen’, wat door hem is betwist. Daarbij is van belang dat vaststaat dat partijen over die eerdere gedragingen met elkaar in gesprek zouden gaan en dat [v.o.f.] dat gesprek uiteindelijk zélf heeft geweigerd. Dat volgt uit de berichten van [v.o.f.] van 4 januari 2024, waarna [naam 1] op 8 januari 2024 heeft gebeld met de vraag of hij kon komen, wat is geweigerd én uit de uitnodiging voor een gesprek van 11 januari 2024, dus ná 8 januari 2024, waarop [naam 1] ook heeft gereageerd. Anders dan [v.o.f.] stelt, mocht van haar worden verwacht dat zij dat gesprek zou aangaan, óók na 16 januari 2024. Het had op haar weg gelegen om op het verzoek daartoe van [naam 1] en zijn toenmalige advocaat te reageren, wat zij niet heeft gedaan. De stelling van [v.o.f.] dat [naam 1] op 16 januari 2024 niet ziek was, daarover heeft gelogen en hij die dag ten onrechte niet naar het gesprek is gekomen, maakt dat niet anders. Indien [v.o.f.] meende dat [naam 1] niet ziek was, had het immers op haar weg gelegen om hem door de bedrijfsarts te laten oproepen. In plaats daarvan heeft zij er echter voor gekozen om niets te doen en af te wachten. [naam 1] heeft ook onweersproken gesteld dat is geweigerd om hem te woord te staan. Onder die omstandigheden is dan ook voorstelbaar dat hij naar [v.o.f.] is gegaan en treft hem daarvan geen verwijt. In hoeverre daadwerkelijk sprake is geweest van de door [v.o.f.] gestelde en door [naam 1] deels betwiste eerdere gedragingen, kan gelet op het voorgaande dus onbesproken blijven.
4.11.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Voor de door [v.o.f.] verzochte gefixeerde schadevergoeding ten laste van [naam 1] bestaat dus geen grond, zodat deze zal worden afgewezen. Aangezien [naam 1] in het ontslag heeft berust en de arbeidsovereenkomst daarmee op 26 januari 2024 is geëindigd, komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de door hem verzochte vergoedingen.
Transitievergoeding
4.12.
[naam 1] heeft ingevolge artikel 7:673 BW vanwege de opzegging van de arbeidsovereenkomst recht op de wettelijke transitievergoeding. De uitzondering dat geen transitievergoeding is verschuldigd als het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, doet zich in dit geval, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet voor.
4.13.
[v.o.f.] betwist de hoogte van de door [naam 1] berekende transitievergoeding van € 896,80 bruto op zichzelf niet. Dit bedrag zal worden toegewezen, overeenkomstig het verzoek te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.14.
[naam 1] verzoekt verder hem de vergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 9 BW toe te kennen, waarmee bedoeld zal zijn artikel 7:672 lid 11 BW. Daarin is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.15.
[v.o.f.] betwist ook de hoogte van deze door [naam 1] op € 3.194,08 bruto berekende vergoeding op zichzelf niet. Ook dit bedrag is toewijsbaar, alsmede de daarover verzochte wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening.
Billijke vergoeding
4.16.
Omdat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, waarmee de ernstige verwijtbaarheid van [v.o.f.] is gegeven, heeft [naam 1] op grond van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a BW in beginsel recht op een billijke vergoeding. Bij het bepalen van de omvang van die vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval, met inachtneming van de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) genoemde gezichtspunten. Het gaat er om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, waarbij rekening kan worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. Medebepalend voor de hoogte van de billijke vergoeding is de verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan.
4.17.
In dit geval kan worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2024 niet zou zijn verlengd. [v.o.f.] kan niet worden gevolgd in haar stellingen dat de arbeidsovereenkomst ook zonder het ontslag zeker al eerder door ontbinding zou zijn geëindigd. Dat geldt ook voor haar niet onderbouwde en betwiste stelling dat [naam 1] neveninkomsten had. Wel wordt in aanmerking genomen dat [naam 1] ter zitting heeft verklaard dat hij weer werk heeft en moet worden geacht inmiddels weer te kunnen voorzien in een inkomen gelijk aan dat bij [v.o.f.] . Dat maakt dat aan [naam 1] naast de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding een billijke vergoeding zal worden toegekend van € 8.049,13 bruto, zijnde 3 maandsalarissen inclusief vakantietoeslag. Ook over het bedrag van de billijke vergoeding zal zoals verzocht de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van deze beschikking.
Specificaties
4.18.
Het verzoek om [v.o.f.] op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke specificaties met betrekking tot de toe te wijzen vergoedingen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, is niet weersproken en zal worden toegewezen, met dien verstande dat de verzochte dwangsom zal worden gematigd tot € 100,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00.
Proceskosten
4.19.
[v.o.f.] is de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten, inclusief nakosten, betalen. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 407,00 (0,5 x € 814,00 voor het verzoekschrift)
- nakosten
€ 135,00
totaal € 790,00
te vermeerderen met de kosten van betekening, zoals hierna in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
inzake het verzoek en het tegenverzoek
5.1.
veroordeelt [v.o.f.] om aan [naam 1] binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking te betalen:
- de transitievergoeding van € 896,80 bruto;
- de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.194,08 bruto;
- de billijke vergoeding van € 8.049,13 bruto,
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van deze beschikking tot de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt [v.o.f.] om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking aan [naam 1] met betrekking tot de hiervoor bedoelde vergoedingen deugdelijke bruto/netto-specificaties te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [v.o.f.] daarmee na het verstrijken van voormelde termijn in gebreke zal blijven, met een maximum van € 5.000,00;
5.3.
veroordeelt [v.o.f.] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] vastgesteld op € 790,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; wordt bij niet betaling de beschikking betekend, dan moet [v.o.f.] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het door [naam 1] meer of anders verzochte af;
5.6.
wijst het tegenverzoek van [v.o.f.] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.