In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 december 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2021 vastgesteld op € 787.000 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna belanghebbende beroep instelde. Op 1 mei 2024 heeft belanghebbende aangegeven dat er een compromis is bereikt met de heffingsambtenaar, waarbij de waarde van de woning op € 735.000 is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar bevestigde dat het compromis was overeengekomen.
De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met drie maanden, wat aanleiding geeft tot een schadevergoeding van € 50. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een vergoeding van proceskosten, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de WOZ-waarde tot € 735.000, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.713,75 aan proceskosten en € 50 aan immateriële schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 26 juni 2024.