ECLI:NL:RBZWB:2024:4558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
BRE 23/480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen met schadevergoeding wegens overschrijding van redelijke termijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 december 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2021 vastgesteld op € 787.000 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna belanghebbende beroep instelde. Op 1 mei 2024 heeft belanghebbende aangegeven dat er een compromis is bereikt met de heffingsambtenaar, waarbij de waarde van de woning op € 735.000 is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar bevestigde dat het compromis was overeengekomen.

De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met drie maanden, wat aanleiding geeft tot een schadevergoeding van € 50. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een vergoeding van proceskosten, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de WOZ-waarde tot € 735.000, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.713,75 aan proceskosten en € 50 aan immateriële schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 26 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam 1] ),
en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland (gemeente Sluis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 787.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Sluis voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Bij brief van 1 mei 2024 heeft belanghebbende aangegeven dat hij met de heffingsambtenaar een compromis heeft bereikt en dat enkel nog een geschil bestaat over de vergoeding van immateriële schade. Belanghebbende geeft daarbij aan dat dit oordeel door de rechtbank zonder zitting afgedaan kan worden.
1.4.
Bij brief van 1 mei 2024 heeft de rechtbank de heffingsambtenaar gevraagd om een reactie op de brief van belanghebbende. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam 2] namens de heffingsambtenaar.

Overwegingen

2.1.
Belanghebbende heeft in zijn brief van 1 mei 2024 aangegeven dat bij wijze van compromis overeenstemming is bereikt en wel in die zin dat de waarde in het economisch verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 nader moet worden vastgesteld op € 735.000. De rechtbank beschikt echter niet over het door belanghebbende genoemde compromis tussen partijen.
2.2.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar bevestigd dat een compromis is overeengekomen en dat de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 nader moet worden vastgesteld op € 735.000. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat een vergoeding in de proceskosten van belanghebbende is overeengekomen voor rechtsbijstand van € 1.495 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 310, en 1 punt voor het beroepschrift met een waarde van € 875). Ook zal de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 vergoeden.
2.3.
De rechtbank ziet geen reden om partijen hierin niet te volgen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
3.1.
Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3.2.
De rechtbank overweegt dat in dit geval de redelijke termijn van twee jaar is aangevangen met de ontvangst van het bezwaarschrift door de heffingsambtenaar op 23 februari 2022. Deze periode is ten einde gekomen op 1 mei 2024 met het overeengekomen compromis en verlaging van de WOZ-waarde en de aanslag OZB. Daarmee is namelijk een einde gekomen aan het geschil inzake de belastingheffing. [1] Dat daarna nog een beroepsprocedure is gevoerd over de vergoeding van immateriële schade maakt dit niet anders. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond drie maanden.
3.3.
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in gevallen waar sprake is van een waardebepaling in het kader van de Wet WOZ, dan wel van aanslagen opgelegd door een heffingsambtenaar ziet de rechtbank aanleiding de omvang van deze vergoeding te bepalen op € 50 per (gedeelte van een) half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Daarbij acht de rechtbank bepalend dat het financiële belang in de regel minder is dan een bedrag van € 500 en de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook recht op een schadevergoeding van € 50.
3.3.
De bezwaarfase is geëindigd met het op de voorgeschreven wijze bekendmaken van de uitspraak op bezwaar op 29 december 2022. De bezwaarfase heeft afgerond 11 maanden geduurd en daarmee 5 maanden te lang. Dit brengt mee dat het gehele bedrag voor rekening komt van de heffingsambtenaar.
3.4.
Belanghebbende krijgt naast de door de heffingsambtenaar benoemde vergoeding van proceskosten ook een vergoeding van zijn proceskosten voor het verzoek om immateriële schadevergoeding. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het verzoek om immateriële schade met een waarde van € 875 en de wegingsfactor 0,25, zijnde € 218,75. De vergoeding bedraagt dan in totaal (€ 1.495 + € 218,75 =) € 1.713,75.
3.5.
De vergoeding van proceskosten en griffierecht moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [2]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 735.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 50;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.713,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 26 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad, 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128.
2.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ