In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 januari 2023. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 857.000 per 1 januari 2021. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar € 824.000 en werd een proceskostenvergoeding van € 720,26 toegekend. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij partijen een compromis hebben bereikt over de WOZ-waarde, die nu is vastgesteld op € 795.000, en de vergoeding van proceskosten van € 1.495. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [naam 2].
De rechtbank bekrachtigt de afspraken tussen partijen en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt er een schadevergoeding van € 50 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn, die is vastgesteld op twee jaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar verantwoordelijk is voor de vergoeding van de proceskosten, die in totaal € 1.713,75 bedraagt, onder verrekening van eerder toegekende bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 26 juni 2024. Belanghebbende heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.