ECLI:NL:RBZWB:2024:4560
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarde en aanslag afvalstoffenheffing door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 juni 2024, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes beoordeeld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning en de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 201.000 per 1 januari 2021 en een aanslag opgelegd voor twee ledigingen van de afvalcontainer in 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde op een juiste manier heeft onderbouwd met een taxatierapport, waarin de waarde is vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de gebruikte referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn. De argumenten van de belanghebbende dat de waarde lager zou moeten zijn, zijn niet overtuigend.
Wat betreft de aanslag afvalstoffenheffing, heeft de rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor het aantal ledigingen. De belanghebbende kon niet aantonen dat de registratie van de ledigingen onbetrouwbaar was. De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag afvalstoffenheffing gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.