Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De beoordeling
NJ2012/233,
Duka/Achmea).
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze vrijwaringszaak, die voortvloeit uit een eerdere hoofdzaak tussen de besloten vennootschap [b.v. 1] en [eiser], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024 uitspraak gedaan. De eiser, [eiser], heeft na een bewijsopdracht afgezien van het horen van getuigen en zijn vorderingen verminderd tot nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze eiswijziging, waardoor deze is toegestaan. Gezien de oorspronkelijke vordering van [eiser] is hij als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde].
[gedaagde] heeft een bedrag van € 13.777,57 gevorderd als werkelijke proceskosten, stellende dat [eiser] misbruik van procesrecht heeft gemaakt door hem valselijk te beschuldigen van frauduleus handelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, aangezien [eiser] zijn vordering tot nihil heeft teruggebracht en niet kon bewijzen wat hij ten grondslag had gelegd aan zijn vordering. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van het forfaitaire liquidatietarief, wat resulteert in een totaalbedrag van € 12.956,00.
De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van den Heuvel op 3 juli 2024.