Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 10 januari 2024 en de daarin genoemde processtukken,
- producties 6 tot en met 14 van [eiseres] ,
- de akte wijziging eis van [eiseres] ,
- de akte inbreng productie met productie 4 van [gedaagde] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 mei 2024,
- de spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen, zoals voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling,
- de brief van 23 mei 2024 van de advocaat van [gedaagde] en die van 28 mei 2024 van de advocaat van [eiseres] , waarin wordt gereageerd op de inhoud van het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal.
3.De feiten
Zoals al eerder met elkaar besproken willen we [gedaagde] BV nu de verkoop van de winkels achter de rug is gaan liquideren.” [naam 1] schetst in zijn e-mail de huidige stand van zaken met betrekking tot de liquiditeit van de vennootschap.
4.De vorderingen en het verweer
€ 1.573,01;
Historische plankosten) uitleggen aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Overeenkomstig deze maatstaf komt het bij de uitleg van een overeenkomst aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de contractsbepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle concrete omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. De taalkundige betekenis van bewoordingen, alhoewel niet beslissend, zijn bij de uitleg van een overeenkomst vaak wel van groot belang. De rechtbank merkt hierbij op dat de onderhavige overeenkomst tot stand is gekomen tussen professionele partijen.
‘achteraf doch vóór winstverdeling’ziet enkel op het moment waarop moest worden afgerekend. Het is niet voor niets dat in de tekst een accent aigu is geplaatst op de beide letters ‘o’. Daarmee is aangegeven dat het gaat om het moment van betaling. Dit sluit aan bij de bedoeling van partijen bij het maken van de afspraak. Partijen wilden namelijk aan de voorkant van het project zo min mogelijk kosten maken. Het behalen van winst met het project is geen voorwaarde voor vergoeding van de historische plankosten. De voorwaarde van het behalen van winst kan ook niet worden gelezen in de overeenkomst. Dat gekozen is voor de bewoording
‘winstverdeling’in de bepaling over historisch plankosten, laat zich verklaren door het feit dat de hele samenwerkingsovereenkomst is gebaseerd op het uitgangspunt dat winst gemaakt zou worden. Met dat oogmerk zijn partijen de samenwerking aangegaan.
winstverdeling’. Indien het maken van winst – wat überhaupt nodig is om iets te kunnen verdelen of daaruit iets te kunnen vergoeden – geen voorwaarde zou zijn, dan had het voor de hand gelegen dat partijen voor andere bewoordingen hadden gekozen. Aan de bewoordingen komt in dit geval zwaardere betekenis toe, omdat [gedaagde] geldt als derde partij die op basis van de samenwerkingsovereenkomst ergens op wordt aangesproken. Ten tijde van het maken van de afspraken bestond zij immers nog niet. Naast de taalkundige interpretatie pleiten ook de overige omstandigheden in deze zaak voor het standpunt van [gedaagde] . In de eerste plaats de omstandigheid dat de vordering van [eiseres] nooit in de administratie van [gedaagde] is verwerkt. Wanneer de vordering onder alle omstandigheden voor vergoeding in aanmerking zou zijn gekomen, dan had het voor de hand gelegen dat deze verplichting in de administratie en jaarrekeningen zou zijn verwerkt. In de tweede plaats geldt dat het standpunt dat de kosten altijd door [gedaagde] betaald zouden moeten worden, niet rijmt met de onbetwiste insteek van de contractspartijen dat zij op voorhand zo min mogelijk kosten wilden maken. Verder speelt een rol dat de historische plankosten niet van enige waarde waren voor [gedaagde] . Tot slot geldt dat dezelfde formulering voorkomt in de bepaling over de vergoeding van managementkosten, en dat deze ook niet zijn betaald vanwege het behaalde resultaat. Nu er geen winst is behaald met het project, dient de vordering van [eiseres] te worden afgewezen.
achteraf’. De nadruk in de bepaling wordt niet gelegd op het woord ‘
winst’. Indien partijen hadden bedoeld om af te spreken dat het behalen van winst een voorwaarde zou zijn voor vergoeding van de historische plankosten, dan had het in de rede gelegen dat zij dit expliciet zo hadden opgeschreven. Dat is niet gebeurd. Er staat geen voorbehoud te lezen in de betreffende bepaling.
winstverdeling’) zich ook laat verklaren door het feit dat alle partijen bij de samenwerkingsovereenkomst ervanuit gingen dat er winst zou worden behaald. In de overeenkomst is opgenomen dat het te behalen ontwikkelingsresultaat minimaal ongeveer 15% van de stichtingskosten diende te bedragen. Partijen zijn een ‘exit regeling’ overeengekomen in de overeenkomst indien zou blijken dat de voorwaarden voor samenwerking (waaronder het ontwikkelingsresultaat) niet gehaald zouden kunnen worden. Op deze regeling is geen beroep gedaan. [eiseres] heeft tijdens de zitting aangegeven dat er niet is gesproken over de situatie waarin er geen winst zou worden gemaakt met het project. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Vanuit dit licht bezien komt naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe aan het feit dat partijen in de bepaling waar het hier over gaat spreken over
winstverdeling.
‘achteraf doch vóór winstverdeling’). Op de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst in 2013 na overleg het besluit hebben genomen om af te zien van vergoeding van gemaakte managementkosten. Achtergrond van dit besluit vormde de financiële situatie van [gedaagde] op dat moment, die al dermate verlieslatend was dat partijen concludeerden dat het verder vergroten van het verlies zinloos was. Dit lijkt er naar het oordeel van de rechtbank op te duiden dat partijen er in de visie van [gedaagde] ook voor hadden kunnen kiezen om
nietaf te zien van vergoeding van managementkosten (en pleit dus in het voordeel van de uitleg zoals [eiseres] die voorstaat). De advocaat van [gedaagde] heeft op de zitting echter aangegeven dat de toelichting van [gedaagde] zo moet worden begrepen dat de afspraak in de samenwerkingsovereenkomst is gevolgd: er is van de betreffende honoraria afgezien, omdat er geen winst was. Op de zitting is echter ook aan de orde gekomen dat pas op het moment van verkoop aan de eindbelegger het resultaat van het project kon worden bepaald. [gedaagde] heeft op de zitting ook toegelicht dat pas in februari 2023 is besloten tot liquidatie van de vennootschap (en niet eerder), omdat toen vanwege de verkoop van het vastgoed de middelen vrijkwamen om tot een einde te komen. Deze stellingen sluiten niet op elkaar aan. Ook dit aspect dwingt dus niet te kiezen voor de uitleg zoals [gedaagde] die bepleit.
“tot en met de oplevering van de winkel- en overige commerciële ruimten alsmede woningen en verhuur/verkoop daarvan.”De laatste commerciële ruimten zijn (pas) in 2023 verkocht en in 2023 wilden partijen overgaan tot afwikkeling van de projectvennootschap en tot het opstellen van de eindafrekening. Dit volgt ook uit de e-mail van [naam 1] van 6 februari 2023 (zie onder 3.9.). Partijen hebben geen afwijkende afspraken gemaakt over het einde van hun samenwerking. [eiseres] wijst er op dat een projectontwikkeling bestaat uit verschillende fases en niet alleen uit de daadwerkelijke realisatie van onroerende zaken. Pas in 2023 waren alle fases doorlopen en is een einde gekomen aan de samenwerking.
- dagvaarding € 109,96
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x tarief IV € 1.214,00)
- nakosten