Uitspraak
2.De feiten
- [minderjarige] een weekend per twee weken bij de man zal verblijven van 15.15 uur tot en met zondag 18.30 uur en twee keer per week face-timecontact met de man zal hebben;
- partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg met elkaar zullen verdelen;
- [minderjarige] ervaart bij beide ouders emotionele veiligheid om zich te kunnen uiten en dat hij een ontspannen contact met de andere ouder mag hebben. Hij krijgt hiervoor de emotionele toestemming van zijn ouders en wordt in het eventuele contact gesteund.
- Er dient onderzocht te worden of, en indien van toepassing, welke mogelijkheden er worden gezien om het vertrouwen van [minderjarige] in zijn vader te herstellen. Hierbij wil de Raad meegeven dat het belangrijk is om aan [minderjarige] uit te stralen dat het in eerste instantie niet het doel is om meteen tot contactherstel te komen, maar om de negatieve ervaringen met zijn vader te verwerken.
- Vanuit de gezamenlijke uitoefening van het gezag leren ouders om op een constructieve manier op afstand met elkaar samen te werken.
’
3.De verzoeken
- de man het recht op omgang c.q. contact met [minderjarige] , althans de vastgestelde zorgregeling (tussen de man en [minderjarige] ), zoals bepaald bij beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda , van 8 november 2022, te ontzeggen voor een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen duur
- althans een zodanige zorgregeling vast te stellen als uw rechtbank juist en redelijk acht en de vrouw te machtigen om de nakoming van een eventuele, door uw rechtbank, bij beschikking vast te stellen zorgregeling (tussen de man en [minderjarige] ), te bewerkstelligen door telkens als de man deze niet nakomt, de man in gijzeling te doen nemen voor de duur van 24 uur waarbij heeft te gelden dat, telkens wanneer de man 24 uur in gijzeling wordt genomen, de verbeurde dwangsom wordt verminderd met een bedrag, gelijk aan de dwangsom voor één overtreding.
4.De beoordeling
). De man stelt dat hij niet meer in staat is de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage te betalen. Hij voert aan dat hij AOW ontvangt en daarnaast minimale inkomsten heeft uit zijn eenmanszaak.
5.De beslissing
- bepaalt dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van de datum van deze beschikking nader wordt vastgesteld op nihil;
- stelt het bedrag dat de man ingevolge voormelde beschikking tot de datum van deze beschikking gehouden was te betalen voor het levensonderhoud van [minderjarige] nader vast op hetgeen hij tot die datum in feite heeft betaald of met hem is verrekend;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.