ECLI:NL:RBZWB:2024:4568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
404826
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Vlieger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie in een echtscheidingszaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2013, en de kinderalimentatie. De man en de vrouw, die in 2020 zijn gescheiden, hebben samen een minderjarig kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat het contact tussen de minderjarige en de vader uitsluitend kan plaatsvinden als de minderjarige daar zelf behoefte aan heeft. Dit besluit is genomen na een raadsonderzoek en op basis van de zorgen die zijn geuit over de emotionele veiligheid van de minderjarige. De rechtbank heeft de regie over het contactherstel bij de gecertificeerde instelling gelegd, die de situatie van de minderjarige zal monitoren.

Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie voor de minderjarige gewijzigd. De man had verzocht om de alimentatie te verlagen naar nihil, maar partijen zijn overeengekomen dat de alimentatie met ingang van de datum van de beschikking wordt vastgesteld op € 25 per maand. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. De Vlieger, rechter, in aanwezigheid van mr. Mandemakers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/404826 FA RK 22-5909
Datum uitspraak: 3 juli 2024
beschikking over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en levensonderhoud
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.C. Mens,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Koop-van Vliet.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 29 december 2022 ontvangen verzoekschrift van de man met bijlagen;
- het op 6 maart 2023 ontvangen verweerschrift van de vrouw met zelfstandige verzoeken en bijlagen;
- het op 20 juli 2023 ontvangen aanvullend verzoek ex artikel 283 Rv van de vrouw met bijlagen;
- het op 6 mei 2024 ontvangen aanvullende verzoek van de man met bijlagen;
- Brieven/F9-formulieren van mr. Mens van 18 april 2023, 27 juni 2023 (met bijlagen), 4 september 2023 (met bijlagen), 27 mei 2024 (met bijlagen) en 13 juni 2023 (met bijlagen);
- het F9-formulier van mr. Koop-Van Vliet van 19 maart 2024 (met bijlage);
- de beschikkingen van deze rechtbank van 17 maart 2020, 11 december 2020 en 8 november 2022;
- de vonnissen in kort geding van deze rechtbank van 27 augustus 2021 en 12 juli 2023;
- het op 21 maart 2024 ontvangen rapport van de Raad voor de kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de Raad);
- de beschikking van deze rechtbank van 25 april 2024.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 14 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Ook waren aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn tot [datum] 2020 met elkaar gehuwd geweest;
- tijdens hun huwelijk hebben partijen samen het volgende, nu nog minderjarige kind gekregen: [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] in [land] op [geboortedag] 2013 (hierna: [minderjarige] );
- partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] ;
- [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw;
- bij beschikking van 17 maart 2020 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat:
  • [minderjarige] een weekend per twee weken bij de man zal verblijven van 15.15 uur tot en met zondag 18.30 uur en twee keer per week face-timecontact met de man zal hebben;
  • partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg met elkaar zullen verdelen;
- bij nadere beschikking van 11 december 2020 heeft deze rechtbank bepaald dat de man € 350,= per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
- inclusief wettelijke indexeringen bedraagt deze onderhoudsbijdrage op dit moment € 403,= per maand.
- bij vonnis in kort geding van 27 augustus 2021 heeft deze rechtbank bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag 15.15 uur tot zondag 18.30 uur;
- bij beschikking van 8 november 2022 heeft deze rechtbank - kortweg – de reguliere zorgregeling gewijzigd in lijn met voormeld vonnis in kort geding en een verdeling vastgesteld voor de vakanties en feestdagen;
- bij vonnis in kort geding van 12 juli 2023 heeft deze rechtbank de Raad (samengevat) verzocht een raadsonderzoek te verrichten naar de vraag of en, zo ja, welke vorm van contact tussen de man en [minderjarige] past bij de belangen van [minderjarige] ;
- bij ditzelfde vonnis heeft de rechtbank de man in beginsel verboden om gedurende het raadsonderzoek contact te hebben met [minderjarige] ;
- de Raad heeft vervolgens besloten een raadsonderzoek te doen en dit onderzoek ambtshalve uit te breiden met een beschermingsonderzoek;
- in zijn rapport van 20 maart 2024 heeft de Raad de rechtbank (kortweg) verzocht [minderjarige] voor de duur van 12 maanden onder toezicht te stellen en geadviseerd om de man de uitoefening van het recht op een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor één jaar te ontzeggen;
- bij beschikking van 25 april 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank met ingang van 25 april 2024 tot 25 april 2025 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur (hierna: de GI), waarbij gewerkt zal worden aan de volgende doelen:
‘(…)
  • [minderjarige] ervaart bij beide ouders emotionele veiligheid om zich te kunnen uiten en dat hij een ontspannen contact met de andere ouder mag hebben. Hij krijgt hiervoor de emotionele toestemming van zijn ouders en wordt in het eventuele contact gesteund.
  • Er dient onderzocht te worden of, en indien van toepassing, welke mogelijkheden er worden gezien om het vertrouwen van [minderjarige] in zijn vader te herstellen. Hierbij wil de Raad meegeven dat het belangrijk is om aan [minderjarige] uit te stralen dat het in eerste instantie niet het doel is om meteen tot contactherstel te komen, maar om de negatieve ervaringen met zijn vader te verwerken.
  • Vanuit de gezamenlijke uitoefening van het gezag leren ouders om op een constructieve manier op afstand met elkaar samen te werken.
(…)

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, samengevat de beschikking van de rechtbank van 11 december 2020 te wijzigen en de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van 1 januari 2021 nader vast te stellen op nihil. Daarnaast verzoekt de man aanvullend te bepalen:
- dat de vrouw de man 1 keer per maand schriftelijk informeert over de gezondheid, sportactiviteiten, schoolprestaties en het begeleidingstraject van de kindercoach van [minderjarige] en de vrouw de man dient te consulteren in verband met belangrijke zaken betreffende [minderjarige] ;
- dat de man omgang mag hebben met [minderjarige] door de rechtbank in goede justitie vast te stellen.
3.2
De vrouw voert verweer en heeft een zelfstandig verzoek ingediend. Na wijziging/aanvulling daarvan luidt haar zelfstandige verzoek:
  • de man het recht op omgang c.q. contact met [minderjarige] , althans de vastgestelde zorgregeling (tussen de man en [minderjarige] ), zoals bepaald bij beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda , van 8 november 2022, te ontzeggen voor een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen duur
  • althans een zodanige zorgregeling vast te stellen als uw rechtbank juist en redelijk acht en de vrouw te machtigen om de nakoming van een eventuele, door uw rechtbank, bij beschikking vast te stellen zorgregeling (tussen de man en [minderjarige] ), te bewerkstelligen door telkens als de man deze niet nakomt, de man in gijzeling te doen nemen voor de duur van 24 uur waarbij heeft te gelden dat, telkens wanneer de man 24 uur in gijzeling wordt genomen, de verbeurde dwangsom wordt verminderd met een bedrag, gelijk aan de dwangsom voor één overtreding.
3.3
Hierna beoordeelt de rechtbank de verzoeken van partijen. Daarbij gaat de rechtbank waar nodig in op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Zorgregeling / ontzegging contact
4.1
In deze zaak verzoekt de vrouw enerzijds de man het contact met [minderjarige] te ontzeggen voor een door de rechtbank te bepalen duur. Anderzijds verzoekt de man dat hij omgang mag hebben met [minderjarige] op een door de rechtbank vast te stellen wijze. De rechtbank gaat ervan uit dat beide partijen hiermee wijziging verzoeken van de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 8 november 2022. Daarom zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
4.2
Op grond van artikel 1:253a lid 4 en artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een eerdere beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank neemt dan een zodanige beslissing als wenselijk is in het belang van het kind. Volgens artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen ook een tijdelijk verbod opleggen aan een ouder om met het kind contact te hebben. Bij dit laatste moet de rechter artikel 1:377a lid 3 BW toepassen. Dat artikel bepaalt dat de rechter het recht op omgang/contact van een ouder met zijn kind alleen ontzegt, indien:
dit contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact met het kind, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken, of
it contact anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.3
De rechtbank stelt voorop dat in dit geval sprake is van een wijziging van omstandigheden. Er heeft namelijk een raadsonderzoek plaatsgevonden en [minderjarige] is inmiddels onder toezicht gesteld. Verder overweegt de rechtbank het volgende.
4.4
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de zorgen over [minderjarige] groot zijn. Vanaf de echtscheiding is het contact tussen [minderjarige] en de vader grillig verlopen en sinds februari 2023 heeft [minderjarige] geen contact meer met de vader. Er is sprake van forse echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Indien de echtscheidingsproblematiek blijft aanhouden, ontbreekt het voor [minderjarige] aan een veilige basis om eventueel tot een onbelast contact met zijn vader te komen. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [minderjarige] niet vrijuit kan praten over deze situatie, omdat dit tot angst en spanning bij [minderjarige] leidt. [minderjarige] verkeert in een loyaliteitsconflict. Daarnaast zijn de ouders van [minderjarige] en de partner van moeder al geruime tijd met elkaar in conflict over het niet nakomen van afspraken rondom de contactregeling en over de onderlinge communicatie die zij beiden als respectloos ervaren. Er zijn procedures bij de rechtbank nodig om tot oplossingen te komen. Dit zorgt voor spanningen en onrust bij [minderjarige] . De noodzakelijke hulpverlening voor de ouders is niet van de grond gekomen. De ouders hebben wel contact met het Centrum Jeugd en Gezin, maar het lukt niet om daadwerkelijk tot een verbetering van de samenwerking te komen. Gezien wordt dat de aangeboden hulpverlening niet passend is of er is onvoldoende vertrouwen in de hulpverlening door de ouders. Hierdoor blijft het probleem in stand. De Raad maakt zich zorgen over het veilig opgroeien van [minderjarige] . Uit het beeld dat de informanten over hem schetsen, komt naar voren dat [minderjarige] een kwetsbare jongen is. Hij toont zich met regelmaat angstig, verdrietig en kan moeizaam voor zichzelf opkomen. De strijd tussen de ouders lijkt hem op te breken en hij lijkt klem te zitten vanwege alle gevoelens hierover.
4.5
Om de zorgen weg te nemen heeft de Raad niet alleen een ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk geacht, ook adviseert de Raad om de man het contact met [minderjarige] te ontzeggen voor de duur van één jaar. De Raad ziet in het belang van [minderjarige] wel graag dat de GI de mogelijkheid heeft, als geconstateerd wordt dat [minderjarige] de deur voor zijn vader op een kier zet, de GI dit met [minderjarige] kan oppakken. De Raad verzoekt de rechtbank daarom dan ook om in de beschikking op te nemen dat het de GI is toegestaan om, op het moment dat zij bemerken dat er ruimte bij [minderjarige] ontstaat voor herstel van het contact, daarop te handelen. Met het advies aan de rechtbank wil de Raad ook bewerkstelligen dat ouders voorlopig geen procedures indienen over de omgang. Gezien [minderjarige] leeftijd zal hij bij iedere procedure betrokken en gehoord worden. De Raad is van mening dat [minderjarige] hiervan ontlast moet worden, zodat hij niet telkens hoeft uit te leggen waarom hij zijn vader niet wil zien. Alleen zo kan [minderjarige] volgens de Raad werkelijk tot rust komen. Ook moet zo voorkomen worden dat bij [minderjarige] de indruk ontstaat dat het toch geen zin heeft om je mening te geven omdat daar niet naar wordt geluisterd. Dit kan volgens de Raad zijn vertrouwen in volwassenen, hulpverlening en de rechtelijke macht schaden.
4.6
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank hierover gesproken met partijen, de Raad en de GI. Bij die gelegenheid gaf de man aan inmiddels al twee jaar geen contact met [minderjarige] te hebben. De man berust in het advies van de Raad om alleen binnen het kader van de ondertoezichtstelling te bezien of er ruimte bij [minderjarige] ontstaat om dit contact eventueel te herstellen. Ook de vrouw gaf aan dat er in principe geen contact kan plaatsvinden tussen [minderjarige] en de man, tenzij [minderjarige] zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben. Omdat een volledige ontzegging van het contact hiermee bijt, heeft de vrouw haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd naar een regeling waarbij er uitsluitend contact tussen [minderjarige] en de man kan plaatsvinden als [minderjarige] zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben.
4.7
De GI heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over het verloop van de ondertoezichtstelling. Die loopt nog maar kort en er is nog niet gestart met de hulpverlening. Wel heeft de GI met beide ouders kennismakingsgesprekken gevoerd en een kindgesprek met [minderjarige] . Ook zijn er afspraken gemaakt over het verstrekken van informatie over [minderjarige] aan de man. Verder gaf de GI de rechtbank ter overweging mee om de regie in het kader van contactherstel tussen [minderjarige] en zijn vader bij de GI te leggen.
4.8
De rechtbank stelt vast dat partijen, de Raad en de GI het erover eens zijn dat uitsluitend contact kan plaatsvinden tussen [minderjarige] en zijn vader als [minderjarige] zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben. Dit is in lijn met het gewijzigde verzoek van de vrouw. Gelet op de hiervoor genoemde zorgen (zie 4.4-4.5) acht de rechtbank deze regeling in het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal het gewijzigde verzoek van de vrouw dus toewijzen met inachtneming van het volgende.
4.9
Binnen de ondertoezichtstelling wordt onder meer onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het vertrouwen van [minderjarige] in zijn vader te herstellen. De rechtbank verwacht dan ook dat de GI, althans de gezinsvoogd, eventuele ontwikkelingen bij [minderjarige] als het gaat om het contact met zijn vader nauwlettend in de gaten houdt en daarop anticipeert. Mocht [minderjarige] op enig moment aangeven behoefte te hebben aan contactherstel met zijn vader, dan zal de GI de vorm en inhoud van dit contactherstel in het belang van [minderjarige] ook goed moeten begeleiden.
Informatieregeling
4.1
De man verzoekt (kortweg) ook een informatieregeling om op de hoogte te blijven van belangrijke zaken over [minderjarige] . Op grond van artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling onder meer omvatten de wijze waarop informatie over gewichtige aangelegenheden over de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd. Ook hiervoor geldt dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt die haar in het belang van [minderjarige] het meest wenselijk voorkomt.
4.11
Tijdens de mondelinge behandeling gaf de GI aan dat partijen inmiddels hebben afgesproken dat de vrouw de man één keer per maand onder regie van de GI per e-mail zal informeren over belangrijke zaken over [minderjarige] , waaronder in ieder geval zijn gezondheid, welzijn en schoolprestaties. De rechtbank acht dit in het belang van [minderjarige] en zal deze regeling vastleggen in deze beschikking.
Grondslag verzoek wijziging alimentatie
4.12
De man verzoekt de bij beschikking van 11 december 2020 vastgestelde kinderalimentatie voor [minderjarige] te wijzigen en met ingang van 1 januari 2021 nader vast te stellen op nihil. De man voert als grond voor zijn verzoek aan dat sinds voormelde beschikking de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de vastgestelde bijdrage niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet (artikel 1:401 lid 1 BW
). De man stelt dat hij niet meer in staat is de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage te betalen. Hij voert aan dat hij AOW ontvangt en daarnaast minimale inkomsten heeft uit zijn eenmanszaak.
4.13
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat de kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van de datum van deze beschikking wordt gewijzigd en nader wordt vastgesteld op € 25,= per maand. Ook hebben partijen afgesproken dat de kinderalimentatie over de periode vanaf 11 december 2020 tot de datum van deze beschikking nader wordt vastgesteld op hetgeen de man in deze periode in feite aan kinderalimentatie heeft betaald.
4.14
Deze afspraken zal de rechtbank als op de wet gegrond opnemen in deze beschikking.
Proceskosten
4.15
Gelet op de relatie tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank,
wijzigt voormelde beschikking van 8 november 2022 zodanig dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] in [land] op [geboortedag] 2013 ( [minderjarige] ) in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitsluitend gerechtigd zijn tot contact met elkaar wanneer [minderjarige] zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben, een en ander met inachtneming van overwegingen 4.8-4.9;
bepaalt dat de vrouw de man één keer per maand onder regie van de GI per e-mail informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , waarbij in ieder geval informatie wordt verstrekt over de gezondheid, het welzijn en de schoolprestaties van [minderjarige] ;
wijzigt voormelde beschikking van 11 december 2020 en:
  • bepaalt dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van de datum van deze beschikking nader wordt vastgesteld op nihil;
  • stelt het bedrag dat de man ingevolge voormelde beschikking tot de datum van deze beschikking gehouden was te betalen voor het levensonderhoud van [minderjarige] nader vast op hetgeen hij tot die datum in feite heeft betaald of met hem is verrekend;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Vlieger, rechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Mandemakers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.