ECLI:NL:RBZWB:2024:4572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423485 / JE RK 24-1128
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. De ouders van [minderjarige] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar de minderjarige woont bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder is verlengd en dat de ouders momenteel niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] in het vrijwillige kader af te wenden. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2024 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De moeder heeft aangegeven positief tegenover het hulpverleningstraject van de SDW te staan, terwijl de vader een dubbel gevoel heeft over de verlenging. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 juli 2025 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier Van Dongen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423485 / JE RK 24-1128
Datum uitspraak: 1 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] woont bij de vader. Recentelijk, bij beschikking van 27 mei 2024, is door deze rechtbank vastgesteld dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is gelegen.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 juli 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 11 juli 2023 laatstelijk verlengd tot 11 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
Uit het (schriftelijke) verzoek blijkt dat de fysieke contacten tussen de moeder en [minderjarige] sinds januari 2024 stilliggen. Op dat moment stopte de begeleidende instantie. Enige tijd daarna is sprake geweest van een GGZ-opname van de moeder. Zorgelijk was dat de moeder gestopt was met haar medicatiegebruik. Momenteel zou de moeder deze weer gebruiken en is er als stok achter de deur een zorgmachtiging. Ook de vader is in behandeling bij de GGZ. Met hem gaat het goed.
De GI heeft in de afgelopen periode vele organisaties benaderd om de begeleiding van de omgang op zich te nemen en waarmee de ouders zich kunnen verenigen.
Dat is nog niet gelukt. Op 4 juni 2024 heeft er met alle betrokkenen overleg plaatsgevonden. Er zal gekeken worden naar een nieuwe zorgaanbieder die de hulp aan vader kan gaan bieden met betrekking tot opvoedondersteuning, praktische hulp en op den duur het verbeteren van de communicatie tussen ouders, het maken van heldere afspraken en voor de (begeleide) omgang tussen de moeder en [minderjarige].
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hieraan toegevoegd dat naar alle waarschijnlijkheid de SDW deze hulp en begeleiding kan gaan leveren. De moeder heeft daar inmiddels haar akkoord voor gegeven. SDW kan in ieder geval de begeleiding van de contactmomenten op zich nemen en in juli staan al 2 contactmomenten gepland.
Met de vader is afgesproken dat hij dat op zeer korte termijn eveneens laat weten of hij akkoord kan gaan met inzet van de SDW.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling acht de GI noodzakelijk.
4.2
De moeder heeft, al dan niet bij monde van haar advocaat, verklaard dat zij het
komende hulpverleningstraject van de SDW positief tegemoet zal treden en zij tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling geen bezwaar heeft.
4.3
De vader heeft verklaard dat hij over het verzoek een dubbel gevoel heeft.
Liever zou de vader zelf geen verlenging van de ondertoezichtstelling willen. Voor komende omgangsbegeleiding tussen de moeder en [minderjarige] vindt de vader een ondertoezichtstelling van meerwaarde. Volgens de vader heeft hij inmiddels met de SDW een (eerste) kennismakingsgesprek gehad. Liever zou de vader andere begeleiding willen.

5.De beoordeling

Rechtsmacht
5.1
De kinderrechter constateert dat de moeder en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit
hebben en de vader de Marokkaanse nationaliteit. Dit brengt mee dat de zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
5.2
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de
ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Onder ouderlijke verantwoordelijkheid valt onder meer ondertoezichtstelling van minderjarigen alsmede de verlenging daarvan. Nu [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
5.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
5.4
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.5
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.6
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd en de ouders zijn op dit moment niet in staat om deze ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillige kader af te wenden. De verwachting is echter gerechtvaardigd dat de ouders dit binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn wel gaan kunnen. De kinderrechter houdt hierbij rekening met het navolgende.
5.7
In de afgelopen periode zou bekeken worden of beide ouders in staat zijn
zelfstandig en/of met hulpverlening in het vrijwillige kader de zorg van [minderjarige] (verder) op zich te gaan nemen. Echter kon hierop tot dusver nog geen helderheid worden verkregen, omdat de daarvoor benodigde hulpverlening, onder meer door een terugval bij de moeder en een daaropvolgende GGZ-opname van haar, vertraging opliep. Ook trok de instantie die de contacten tussen de moeder en [minderjarige] begeleidde zich terug. Het heeft een tijd geduurd voor een nieuwe hulpverlenende instantie gevonden is die de moeder ziet zitten. Nu is duidelijk dat SDW deze begeleiding gaat uitvoeren en staan voor de moeder en [minderjarige] twee contactmomenten in juli gepland. Het is belangrijk dat er weer structureel fysiek contact gaat plaatsvinden tussen de moeder en [minderjarige].
Daarnaast zal nog een hulpverlener gevonden moeten worden die gaat werken aan de communicatie en samenwerking tussen ouders. Ook dient opvoedondersteuning te worden ingezet. De GI zou het liefst zien dat één hulpverlenende instantie alle benodigde vormen van hulpverlening gaat bieden, maar de vader kan hier (nog) niet mee instemmen. De komende periode zal de benodigde hulpverlening georganiseerd en ingezet moeten worden. Daarbij is regie vanuit de GI nodig. Het is bovendien van belang dat beide ouders actief hun medewerking aan de hulpverlening gaan verlenen, zodat aan de ondertoezichtstelling op enig moment een einde kan komen.
5.8
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van één jaar (artikel 1:260 lid 1 BW).
5.9
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Debeslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 11 juli 2024 tot 11 juli
2025;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.