ECLI:NL:RBZWB:2024:4578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
10467583 CV EXPL 23-1352 (e)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsvermindering in verband met coronapandemie; betrouwbaarheid van aangeleverde gegevens en berekening op basis van CBS-cijfers

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie] en InBev Nederland N.V. over een huurprijsvermindering in verband met de coronapandemie. [Eiseres in conventie] vorderde een aanvullende huurkorting van € 532,15 inclusief btw, gebaseerd op de door haar overgelegde gegevens over vaste lasten en omzet van haar cafés. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door [eiseres in conventie] ingebrachte gegevens niet volledig en onvoldoende onderbouwd zijn. Ondanks eerdere kansen om de gegevens te verduidelijken, zijn er aanzienlijke afwijkingen geconstateerd in de overgelegde exceloverzichten.

De kantonrechter heeft de gegevens van [eiseres in conventie] vergeleken met de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en heeft besloten de coronakorting te berekenen op basis van de beschikbare gegevens en CBS-cijfers. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat [eiseres in conventie] recht heeft op een aanvullende huurkorting van € 532,15, na aftrek van eerder verleende kortingen. De vordering van [eiseres in conventie] is voor een klein deel toegewezen, terwijl de vordering van InBev in reconventie niet-ontvankelijk is verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare en volledige gegevens in huurgeschillen, vooral in het kader van coronakortingen, en de rol van de rechter in het beoordelen van de onderbouwing van vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10467583 \ CV EXPL 23-1352
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[eiseres in conventie],
te [plaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
gemachtigde: [deurwaarderskantoor] ,
tegen
INBEV NEDERLAND N.V.,
te Breda,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: InBev,
gemachtigde: PVU Gerechtsdeurwaarders.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte met producties van de zijde van [eiseres in conventie] ,
- de antwoordakte van de zijde van InBev.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

Coronakorting
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 27 maart 2024. In dat tussenvonnis is [eiseres in conventie] in de gelegenheid gesteld om de bedragen zoals vermeld in de bij akte van 24 januari 2024 (hierna: de eerste akte) overgelegde exceloverzichten te voorzien van een concrete toelichting en onderbouwing.
2.2.
[eiseres in conventie] heeft bij akte van 24 april 2024 (hierna: de aanvullende akte) een toelichting gegeven op de vaste lasten en de omzet van [cafe 1] en [cafe 2] . Bij de aanvullende akte heeft [eiseres in conventie] een exceloverzicht van de vaste lasten van [cafe 1] , een exceloverzicht van de vaste lasten van [cafe 2] en een exceloverzicht van de omzet van [cafe 1] overgelegd.
2.3.
InBev heeft bij antwoordakte van 29 mei 2024 – zeer kort samengevat – gesteld dat de door [eiseres in conventie] ingebrachte gegevens niet volledig zijn en de gegevens nog altijd onvoldoende zijn toegelicht en onderbouwd.
2.4.
De kantonrechter constateert dat [eiseres in conventie] in de aanvullende akte een toelichting heeft gegeven op de vaste lasten van [cafe 1] en [cafe 2] . Ook heeft zij toegelicht hoe de omzet van [cafe 1] en de omzet van [cafe 2] van elkaar kunnen worden onderscheiden. Tot slot heeft zij met de overgelegde exceloverzichten nader toegelicht hoe de bedragen aan vaste lasten en omzet tot stand zijn gekomen.
2.5.
De kantonrechter heeft de gegevens over de vaste lasten en de omzet zoals overgelegd bij de aanvullende akte vergeleken met de gegevens die waren overgelegd bij de eerste akte. Daarbij heeft de kantonrechter geconstateerd dat de gegevens van elkaar afwijken. Dit geldt zowel voor de gegevens over de vaste lasten als de gegevens over de omzet. In één geval is de afwijking aanzienlijk. De omzet exclusief btw van [cafe 1] over oktober 2020 in het exceloverzicht is bij de eerste akte € 6.863,83, terwijl in het exceloverzicht bij de aanvullende akte een bedrag van € 11.824,93 wordt genoemd. In de aanvullende akte is niet toegelicht dat en waarom de gegevens van elkaar afwijken.
2.6.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gegevens in de exceloverzichten bij de aanvullende akte vergeleken met de gegevens zoals die volgen uit de bij de eerste akte overgelegde kasboeken en grootboekkaarten.
Voor de vaste lasten geldt dat de gegevens in het exceloverzicht bij de aanvullende akte aansluiten bij de gegevens zoals weergegeven in de grootboekkaarten. Een aantal posten is echter niet op een juiste wijze toegerekend aan een periode. Zo is de in november 2021 en december 2021 in rekening gebrachte (gemeentelijke) belasting toegerekend aan respectievelijk november 2021 en december 2021, terwijl deze belasting over een heel jaar verschuldigd is en dus moet worden verdeeld over alle maanden van het jaar waarover de belasting is verschuldigd. Ditzelfde geldt voor de eindafrekening voor energie. Het bedrag van de eindafrekening van 15 april 2021 is geheel toegerekend aan de maand april 2021 en het bedrag van de eindafrekening van 15 februari 2022 is geheel toegerekend aan de maand februari 2022, terwijl deze eindafrekeningen betrekking hebben op meerdere maanden.
De omzetcijfers in het exceloverzicht bij de aanvullende akte sluiten aan bij de kasboeken die eerder zijn overgelegd. Voor de maanden oktober 2020, januari 2021, februari 2021 en maart 2021 ontbreekt echter een kasboek, zodat de kantonrechter deze gegevens niet kan controleren.
2.7.
Omdat [eiseres in conventie] gegevens heeft overgelegd die van elkaar afwijken, bedragen niet op een juiste wijze zijn toegerekend en niet alle gegevens controleerbaar zijn, kan de kantonrechter niet uitgaan van de juistheid van de door [eiseres in conventie] overgelegde gegevens. [eiseres in conventie] heeft al tweemaal de gelegenheid gekregen om juiste en volledige gegevens aan te leveren. De kantonrechter zal haar niet opnieuw in de gelegenheid stellen om dit te doen. Het is daarom niet mogelijk om de coronakorting te berekenen volgens de vastelastenmethode uit het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974). Zoals de kantonrechter in het tussenvonnis van 27 december 2023 (r.o. 4.15) heeft aangekondigd, zal de kantonrechter de coronakorting berekenen op basis van de gegevens die zij wel heeft, in combinatie met cijfers over de ontwikkeling van de omzet in de horeca van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De berekening is weergegeven in rechtsoverweging 4.16. tot en met 4.19. van het tussenvonnis van
27 december 2023. De kantonrechter komt op basis van deze berekening uit op een coronakorting van € 7.156,00. Dit bedrag is exclusief btw, omdat de korting is gebaseerd op de overeengekomen huurprijs exclusief btw. Hierop dient de reeds verleende coronakorting van € 6.716,21 exclusief btw in mindering te worden gebracht, waarna een bedrag resteert van € 439,79. De coronakorting komt daarmee op € 532,15 inclusief btw. Anders dan InBev stelt heeft [eiseres in conventie] dan ook wel recht op aanvullende huurkorting.
De vorderingen van [eiseres in conventie]
2.8.
De gevorderde verklaring voor recht zal in die zin worden toegewezen dat [eiseres in conventie] in de huurverhouding tot InBev recht heeft op aanvullende huurkorting van
€ 532,15 inclusief btw. InBev zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
2.9.
[eiseres in conventie] heeft de wettelijke handelsrente gevorderd over de bonus van 2022, omdat InBev (volgens [eiseres in conventie] ten onrechte) betaling van deze bonus aanvankelijk had opgeschort en deze vervolgens had verrekend met de openstaande huur. De kantonrechter is met InBev van oordeel dat [eiseres in conventie] op grond van de algemene bepalingen niet gerechtigd was om de huurbetaling op te schorten. Omdat [eiseres in conventie] betaling van de huur ten onrechte had opgeschort, was InBev gerechtigd om betaling van de bonus op te schorten en de bonus te verrekenen met de nog openstaande huur. Dit betekent dat de gevorderde wettelijke handelsrente over de bonus zal worden afgewezen.
2.10.
De kantonrechter zal de gevorderde kosten van de financieel adviseur afwijzen, omdat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vermindering van de huurprijs (coronakorting) hangt immers samen met het bestaan van een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW en niet met het bestaan van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding.
2.11.
De vordering van [eiseres in conventie] wordt slechts voor een klein deel toegewezen. Bovendien was het voor InBev niet mogelijk om de coronakorting op basis van de rechtspraak van de Hoge Raad te berekenen, omdat [eiseres in conventie] niet de juiste cijfers had verstrekt. De kantonrechter zal de proceskosten tussen partijen daarom compenseren.
Reconventie
2.12.
Zoals in het tussenvonnis van 27 december 2023 overwogen zal InBev niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering in reconventie en zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
verklaart voor recht dat [eiseres in conventie] in de (huur)verhouding tot InBev recht heeft op aanvullende huurkorting tot een bedrag van € 532,15;
veroordeelt InBev om aan [eiseres in conventie] te betalen een bedrag van € 532,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2024;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst de vordering voor het overige af;
in reconventie
verklaart InBev niet-ontvankelijk in haar vordering;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
3 juli 2024.