In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie] en InBev Nederland N.V. over een huurprijsvermindering in verband met de coronapandemie. [Eiseres in conventie] vorderde een aanvullende huurkorting van € 532,15 inclusief btw, gebaseerd op de door haar overgelegde gegevens over vaste lasten en omzet van haar cafés. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door [eiseres in conventie] ingebrachte gegevens niet volledig en onvoldoende onderbouwd zijn. Ondanks eerdere kansen om de gegevens te verduidelijken, zijn er aanzienlijke afwijkingen geconstateerd in de overgelegde exceloverzichten.
De kantonrechter heeft de gegevens van [eiseres in conventie] vergeleken met de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en heeft besloten de coronakorting te berekenen op basis van de beschikbare gegevens en CBS-cijfers. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat [eiseres in conventie] recht heeft op een aanvullende huurkorting van € 532,15, na aftrek van eerder verleende kortingen. De vordering van [eiseres in conventie] is voor een klein deel toegewezen, terwijl de vordering van InBev in reconventie niet-ontvankelijk is verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare en volledige gegevens in huurgeschillen, vooral in het kader van coronakortingen, en de rol van de rechter in het beoordelen van de onderbouwing van vorderingen.