ECLI:NL:RBZWB:2024:4580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/02/413816 / FA RK 23-4281
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking wijziging hoofdverblijf en zorgregeling met verzoek aan de Raad tot onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2024 een tussenbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H.J. Nass, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij hij primair verzoekt om [minderjarige] in de reguliere weken bij hem te laten verblijven. De vrouw, voorheen vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, heeft gedesisteerd en is het niet eens met de verzoeken van de man. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, gevraagd om onderzoek te doen naar de opvoedsituatie bij de vrouw en de belangen van [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om een definitieve beslissing te nemen en heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling in november 2024. De rechtbank heeft wel een voorlopige regeling voor de zomervakantie vastgesteld, waarbij [minderjarige] afwisselend twee weken bij de vrouw en twee weken bij de man verblijft. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/413816 / FA RK 23-4281
datum uitspraak: 3 juni 2024
tussenbeschikking over wijziging hoofdverblijf en zorgregeling
in de zaak van
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.H.J. Nass te Gulpen,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: voorheen: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen ,
thans gedesisteerd.
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 13 september 2023 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 5 april 2024 ontvangen aanvullend verzoek, met bijlagen;
- de akte van depot van 5 april 2024.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 16 april 2024. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 21 mei 2015 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op [datum] 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Voor het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4
[minderjarige] woont bij de vrouw.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, na wijziging en aanvulling:
Primair:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] , wordt bepaald bij de vader;
- een reguliere zorgregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige] als volgt bij de ouders zal verblijven:
- in de reguliere weken: bij de moeder één keer in de veertien dagen (in de even weken) van vrijdagavond tussen 19.00 uur en 21.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] zal halen op vrijdagavond in [plaats 1] , dan wel binnen een straal van 25 kilometer van de woonplaats van de vader (bij een eventuele verhuizing), en de vader [minderjarige] op zondag bij de moeder zal ophalen in [plaats 2] , dan wel binnen een straal van 25 kilometer van de woonplaats van de moeder (bij een eventuele verhuizing), waarbij [minderjarige] de overige dagen in de even en oneven weken bij de vader zal verblijven en waarbij de vader telefonisch contact tussen [minderjarige] en de moeder niet in de weg zal staan;
Subsidiair:
- indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de primaire verzoeken van de vader moeten worden afgewezen, dan verzoekt de vader de rechtbank de navolgende reguliere zorgregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige] als volgt bij de ouders zal verblijven:
o in de reguliere weken: bij de vader één keer in de veertien dagen (in de even weken) van vrijdagavond tussen 19.00 uur en 21.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] zal brengen op vrijdagavond naar [plaats 1] , dan wel binnen een straal van 25 kilometer van de woonplaats van de vader (bij een eventuele verhuizing), en de vader [minderjarige] op zondag naar de moeder zal terugbrengen te [plaats 2] , dan wel binnen een straal van 25 kilometer van de woonplaats van de moeder (bij een eventuele verhuizing), waarbij [minderjarige] de overige dagen in de even en oneven weken bij de moeder zal verblijven en waarbij de moeder telefonisch contact tussen [minderjarige] en de vader niet in de weg zal staan;
Zowel primair als subsidiair:
- een zorgregeling voor vakanties en feestdagen vast te stellen, waarbij [minderjarige] als
volgt bij de ouders zal verblijven:
- Zomervakantie (8 weken): de eerste twee weken bij de moeder, vervolgens twee
weken bij de vader, vervolgens twee weken bij de moeder en de laatste twee
weken weer bij de vader;
- Herfstvakantie: van vrijdagavond tot woensdagavond bij de vader en van
woensdagavond tot zondagavond bij de moeder;
- Kerstvakantie: in de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de
moeder;
- Carnavalsvakantic: van vrijdagavond tot woensdagavond bij de vader en van
woensdagavond tot zondagavond bij de moeder;
- Meivakantie/Paasvakantie: in de eerste weck bij de moeder en in de tweede week
bij de vader;
- Kerstmis: Kerstavond en Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag, in de even jaren bij
de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- Pasen en Pinksteren: Eerste Paasdag, Tweede Paasdag, Eerste Pinksterdag en
Tweede Pinksterdag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de
moeder;
- Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag: in de even jaren bij de moeder, in de oneven
jaren bij de vader;
zulks behoudens in onderling overleg te maken andersluidende afspraken,
dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorgregeling vast te stellen;
- om op voorhand de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te laten
verrichten en te laten adviseren over de verzoeken, zoals genoemd onder I., II, III.,
en IV. omtrent de [minderjarige] , geboren op [geboortedag]
2013 te [geboorteplaats] , waarbij het de raad voor de kinderbescherming is
toegestaan om informatie in te winnen bij Veilig Thuis;
- de moeder te verbieden om zonder overleg met en toestemming van de vader te
verhuizen;
- de moeder te verbieden om zonder overleg met en toestemming van de vader een
schoolkeuze voor [minderjarige] te maken.
3.2
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. [minderjarige] heeft turbulente jaren achter de rug door de vele verhuizingen van de vrouw en door het steeds aangaan van nieuwe relaties door de vrouw. [minderjarige] is veelvuldig getuige geweest van geweldsincidenten bij de vrouw thuis en hiervan zijn meldingen gemaakt bij Veilig Thuis. De man heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw thuis, ook vanwege weer een nieuwe melding. De partner van de vrouw is aan school van [minderjarige] mishandeld en dit heeft grote impact gehad. [minderjarige] geeft ook aan de man aan dat ze sommige dingen die zijn voorgevallen bij de vrouw thuis niet aan de man mag vertellen. De vrouw betrekt [minderjarige] actief in de discussies tussen de man en de vrouw. Dit is een bedreiging voor haar ontwikkeling. Uit de door de man overgelegde Whatsappberichten blijkt dat de communicatie tussen partijen op momenten niet goed is. Toch kunnen partijen met momenten ook op een normale manier communiceren. [minderjarige] verblijft momenteel om de twee weken in het weekend van vrijdagavond tot zondag eind van de middag bij de man. Afgelopen weekend vroeg de vrouw of [minderjarige] in het weekend bij haar mocht blijven en daar is de man ook gewoon in mee gegaan. Het lukt partijen wel om hier afspraken over te maken. Het is de man er niet om te doen om [minderjarige] bij haar moeder weg te halen. De man wenst dat de Raad onderzoek doet naar de opvoedsituatie bij de vrouw thuis en als blijkt dat de Raad adviseert dat het voor [minderjarige] het beste is om bij haar moeder te blijven wonen dan zal de man zich daarbij neerleggen. In de afgelopen jaren is de vrouw een aantal keer verhuisd met [minderjarige] en heeft zij haar ingeschreven op een nieuwe school en dit is allemaal zonder overleg met de man gegaan. Om die reden verzoekt de man te bepalen dat de vrouw niet meer zonder overleg deze handelingen mag verrichten. De man wil graag dat er een regeling wordt vastgesteld voor de zomervakantie. Partijen komen daar namelijk zelf niet uit. De man verzoekt de zomervakantie te verdelen in die zin dat [minderjarige] eerst twee weken bij de vrouw, dan twee weken bij de man, dan twee weken bij de vrouw en dan 2 weken bij de man is.
4.2
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] . Dat wordt ook op school gezien. [minderjarige] zit in België op school. [minderjarige] heeft iedere week een gesprek met haar vertrouwenspersoon. Deze vertrouwenspersoon is door Veilig Thuis aangedragen. [minderjarige] geeft aan dat ze niet bij haar vader wil gaan wonen maar dat ze graag bij de vrouw en haar nieuwe partner wil blijven. De situatie bij de vrouw thuis is stabiel. Ze is opnieuw getrouwd en vorige week bevallen van een kindje. [minderjarige] heeft veel vriendinnetjes en leuke hobby’s. De vrouw begrijpt dat de man zorgen heeft over haar situatie. Dit is echter al achterhaalde informatie. De man van de vrouw is bij school opgewacht door een ex-partner van de vrouw en is toen door deze persoon mishandeld. De vrouw ontkent niet dat de situatie met haar ex-partner niet goed is geweest, ook niet voor [minderjarige] , omdat zij getuige is geweest van diverse voorvallen. De vrouw staat contact tussen de man en [minderjarige] niet tegen. Vorige week heeft [minderjarige] een vervelend berichtje dat de man op Facebook had gezet, gelezen en daarom wilde ze afgelopen weekend niet naar haar vader toe. [minderjarige] krijgt wel wat mee van de berichten die de ouders met elkaar wisselen. Tot een jaar of 4 geleden was de communicatie tussen de ouders altijd goed. De vrouw heeft ook geen zorgen over [minderjarige] als zij bij de man thuis is. De huidige partner van de vrouw is haar tot grote steun en het doet de vrouw dan ook verdriet dat nu wordt gezegd dat de situatie bij de vrouw niet veilig is. De vrouw staat open voor een onderzoek door de Raad. Het is het beste dat onderzocht wordt waar [minderjarige] het beste kan (gaan) wonen. Ten aanzien van de zomervakantie geeft de vrouw aan dat zij [minderjarige] niet langer dan een week achter elkaar kan missen. Het liefste deelt zij de zomervakantie dan ook per week op.
4.3
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het goed is om onderzoek te doen naar het hoofdverblijf van [minderjarige] . Tot die tijd adviseert de Raad het hoofdverblijf van [minderjarige] te laten zoals dat nu is. Het zou goed zijn als beide partijen gaan werken aan het terugkrijgen van het vertrouwen in elkaar. In het onderzoek kan de Raad meenemen wat beide ouders nodig hebben om het vertrouwen in elkaar terug te krijgen. Mocht tijdens het onderzoek bij de Raad zodanige ernstige zorgen over de situatie naar voren komen dan kan de Raad het onderzoek uitbreiden naar een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermende maatregel. Omdat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen moeten zij met elkaar overleggen over een verhuizing of inschrijving van [minderjarige] op een school. Gebleken is dat dit niet is gebeurd. De Raad hoopt dat de ouders een streep kunnen zetten onder het verleden en dat de situatie nu stabieler is zodat dit soort beslissingen voortaan wel in gezamenlijkheid kunnen worden genomen. De Raad biedt aan onderzoek te doen naar de vraag welk hoofdverblijf het meest in het belang is van [minderjarige] en adviseert de behandeling van de verzoeken van de man aan te houden voor de duur van 6 maanden. Met betrekking tot de zomervakantie adviseert de Raad om een regeling vast te leggen op basis waarvan [minderjarige] steeds twee weken bij de ene en dan twee weken bij de andere ouder verblijft. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] schat de Raad in dat zij dit aan kan. De Raad kan zich voorstellen dat het voor de vrouw wellicht fijn is om af te spreken dat [minderjarige] in de twee weken dat zij bij haar vader is een keer met haar moeder belt.
Raadsonderzoek
4.4
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank heeft op dit moment te weinig informatie om een beslissing te kunnen geven op de verzoeken van de man omtrent het hoofdverblijf en de zorgregeling. De Raad zal daarom worden verzocht om een onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- Past een wijziging van de hoofdverblijfplaats bij de belangen van [minderjarige] ?
- Past een verandering van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders bij de belangen van [minderjarige] ?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling begin november 2024. De rechtbank overweegt hierbij dat zij van de vrouw verwacht dat zij de op haar rustende wettelijke verplichting serieus zal nemen en dat zij niet eenzijdig gezagsbeslissingen zal nemen, maar dit in overleg met de man zal doen.
Verdeling zomervakantie
4.5
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afspraken gemaakt over de verdeling zomervakantie 2024. Partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] tijdens de zomervakantie steeds twee weken bij de vrouw en dan twee weken bij de man verblijft, steeds afwisselend. Partijen zullen in onderling overleg afspreken welke weken [minderjarige] precies bij ieder van de ouders zal verblijven. De rechtbank geeft partijen mee om met elkaar afspraken te maken over het belcontact tussen de vrouw en [minderjarige] in de weken dat [minderjarige] bij de man verblijft.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.6
De rechtbank zal de beslissing omtrent de zomervakantie uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] , gedurende de zomervakantie 2024 afwisselend twee weken bij de vrouw en twee weken bij de man verblijft, op de wijze zoals in r.o. 4.5 is omschreven;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in r.o. 4.4 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport uiterlijk één week vóór hierna te noemen mondelinge behandeling bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan tot een nader te plannen mondelinge behandeling begin november 2024;
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.