Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van de jeugdzorg. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014, die onder toezicht staat van de GI. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn spanningen tussen hen over de omgangsregeling. De GI heeft op 29 december 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder, waarin zij wordt opgedragen om mee te werken aan onbegeleide overnachtingen van [minderjarige] bij de vader. De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de GI de verkeerde rechtsgang heeft gekozen en dat de aanwijzing niet in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de GI de juiste procedure heeft gevolgd en dat de schriftelijke aanwijzing in lijn is met eerdere uitspraken van het hof. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, waarbij de nadruk ligt op de noodzaak van samenwerking tussen de ouders en de GI voor het welzijn van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook overwogen dat er geen feiten zijn aangevoerd die de uitbreiding van de zorgregeling met overnachtingen in de weg staan. De beslissing is openbaar uitgesproken, en de moeder is gehouden om de aanwijzing na te leven.