Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
Na het uiteengaan van de pleegouders zijn er echter grote spanningen en onrust tussen de pleegouders/voogden onderling ontstaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hier last van. Zij bevinden zich in een loyaliteitsconflict door de spanningen tussen de pleegouders/voogden en de complexe gezinsproblematiek die is ontstaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] leven hierdoor in twee gescheiden werelden, die door de strijd tussen pleegouders/voogden niet met elkaar verbonden kunnen worden. Het lukt de pleegouders/voogden niet, althans onvoldoende, om het pleegouderschap/de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gezamenlijk en in overleg vorm te geven. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren niet de rust en ruimte om contact te mogen hebben met beide pleegouders/voogden. Het is belangrijk dat de zij mogen gaan voelen dat de gevoelens en gedachten die ze hebben, er mogen zijn. Het is ook belangrijk dat de pleegouders/voogden een manier gaan vinden om met elkaar in contact te komen om in belangrijke aangelegenheden rondom de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] constructief met elkaar te kunnen overleggen. De kinderrechter acht het van belang dat de GI samen met de pleegouders/voogden op zoek gaat naar wat voor hen nodig is om de onderlinge verstandhouding te verbeteren en op welke wijze zij op een constructieve manier met elkaar over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen communiceren. Beide pleegouders/voogden staan achter het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is nodig dat de GI als onafhankelijke derde een brug tussen hen gaat vormen. De kinderrechter hoopt dat de pleegouders/voogden het komende jaar onder regie van de GI flinke stappen vooruit zullen zetten en dat de onderlinge spanningen tussen de pleegouders/voogden waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last van hebben, flink zullen verminderen.
6.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.