ECLI:NL:RBZWB:2024:4587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/02/421080 / JE RK 24-617
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met escalaties tussen ouders en contactverlies met de vader

Op 4 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen, voornamelijk door escalaties tussen de ouders in het verleden en het contactverlies met de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De procedure begon met een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de gecertificeerde instelling is. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van [minderjarige 1] gehoord, die aangaf geen contact met zijn vader te willen. De ouders hebben beiden hun instemming gegeven met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de vader uitte zijn frustratie over het gebrek aan contact met zijn kinderen en het onduidelijke beleid van de GI.

De kinderrechter concludeerde dat de GI betrokken moet blijven om zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij beide ouders en om noodzakelijke hulpverlening te waarborgen. De kinderrechter benadrukte het belang van communicatie tussen de ouders en de rol van de GI als regievoerder. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421080 / JE RK 24-617
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. mr. M. Kalle te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. mr. S.X. Scholten te Vlissingen.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 april 2024.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024. Tijdens deze mondelinge behandeling is ook het verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderalimentatie, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/418294 / FA RK 24-310 behandeld. Daarbij waren aanwezig:
-de vader met zijn advocaat;
-de moeder met haar advocaat;
-twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. Hij heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 maart 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 13 maart 2023 tot 13 juni 2023.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 juni 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 12 juni 2023 en tot 12 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. De doelen die zijn gesteld binnen de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. Gezien wordt dat de moeder op bepaalde momenten moeilijk aan kan sluiten bij de behoefte van de kinderen, voornamelijk als het gaat om het contact tussen de vader en de kinderen. Ook de vader kan onvoldoende bij de kinderen aansluiten. Vanuit [jeugdzorgspecialist] is een traject van ouderschapsbemiddeling en een traject van kindbehartiger ingezet. Beide ouders zijn aangemeld voor IPT en staan op de wachtlijst. Er is geen contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen geven aan de GI aan dat ze bang zijn voor hun vader. Ze kunnen echter niet uitleggen waarom ze bang zijn en de GI heeft daar geen zicht op. Via het traject van ouderschapsbemiddeling was voor [minderjarige 1] een traject van een kindercoach ingezet. Omdat het ouderschapsbemiddelingstraject stopte, is ook de kindercoach gestopt. Het is belangrijk dat voor de kinderen opnieuw hulpverlening wordt opgestart. Voor [minderjarige 1] zal daarom PMT vanuit [jeugdzorgspecialist] worden ingezet en voor [minderjarige 2] speltherapie. Wanneer deze hulpverlening is opgestart en er meer duidelijk is over het contact tussen de vader en de kinderen wil de GI begeleide omgang in gaan zetten. Komend jaar moet er meer zicht worden verkregen op de opvoedsituatie van beide ouders. Daarom wordt er bij beide ouders IPT ingezet. Ook moet er meer zicht worden verkregen op wat de kinderen nodig hebben om zich op een positieve manier verder te ontwikkelen. De kinderen worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd nu hun identiteitsontwikkeling onvoldoende tot zijn recht komt vanwege het verlies van contact met hun vader en vanwege de spanningen tussen de ouders. Er moet gekeken worden naar de mogelijkheden van contact tussen de kinderen en hun vader. Het bemiddelingstraject vanuit de GI is afgerond en de GI heeft de komende periode nog nodig om te monitoren of het ouders lukt om zich aan de gemaakte afspraken te houden. De hulpverlening is nog maar net opgestart dus ook op dit punt is het belangrijk dat de GI de regie kan houden. De GI weet niet of het de ouders gaat lukken in het vrijwillig kader hun medewerking aan de hulpverlening te verlenen. De GI heeft met de ouders afspraken gemaakt over de communicatie. De moeder stuurt de vader eens per week een mail met informatie over de kinderen en neemt de GI in de cc van die e-mail mee. Deze communicatie verloopt tot op heden goed maar de GI vindt het nodig om dit nog langer op te volgen.
4.2
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij geen contact met zijn vader heeft en dat hij dat prima vindt. Hij wil in de toekomst ook geen contact meer met zijn vader en wil rust aan zijn hoofd. [minderjarige 1] geeft zijn leven een 9 ½. Een jaar geleden gaf hij zijn leven nog een 7. Toen maakten zijn ouders veel ruzie en zijn vader sloeg veel. Dat vond hij vervelend.
4.3
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Het is nodig dat er zicht komt op wat de kinderen nodig hebben om het contact tussen hen en hun vader te herstellen. De GI legt vooral de nadruk op het verkrijgen van zicht in de opvoedsituatie bij de moeder, maar dat is juist nodig in de opvoedsituatie van de vader. Ook bij de vader moet direct IPT worden ingezet. De GI wil van alles inzetten aan de kant van de moeder, maar als de vader niet weet hoe hij moet aansluiten bij de kinderen dan houdt het op. De moeder herkent zich niet helemaal in de rapportage van de GI. Zo wordt er gesteld dat zij best eenzaam is en dat ze mogelijk te streng is richting de kinderen op hun schoolprestaties. Maar dat is niet aan de orde. De moeder heeft het de afgelopen jaren zwaar gehad en logischerwijze kan dat leiden tot meer spanningen bij haar. De moeder vindt het prettig dat de GI nog betrokken blijft als regievoerder tussen haar en de vader.
4.4
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Het frustreert de vader dat hij tot op heden nog steeds niet heeft gehoord waarom de kinderen hem niet willen zien. De vader heeft de kinderen nu een jaar niet meer gezien. Hij wil dolgraag weer contact met de kinderen maar als zij blijven aangeven dat ze geen contact met hem willen dan hoeft de vader de kinderen ook niet meer te zien. Het blijft vaag waaraan de GI tijdens de ondertoezichtstelling wil gaan werken. Het afgelopen jaar zijn er geen stappen vooruit gezet. Nog steeds is onduidelijk waarom de kinderen geen contact met hun vader willen. Ook is de GI nog maar 2 keer bij de vader thuis geweest dus er is nog onvoldoende zicht. De vader krijgt 1 keer per week een mail van de moeder met informatie over de kinderen. Hij vindt het jammer dat hij geen vraag terug mag stellen aan de moeder over de informatie die in de mail staat. Daar heeft hij soms wel behoefte aan.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Het contactverlies tussen de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en vader is nog niet hersteld. Evenmin is er zicht gekregen op de vraag waar de weigering tot contact met hun vader bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vandaan komt. Bij [minderjarige 1] zitten de ruzies tussen zijn ouders uit het verleden nog erg in zijn hoofd. Hij heeft hier nog veel vragen over. Het is belangrijk dat de GI het komende jaar betrokken blijft om ook dit punt op te volgen en ervoor zorgt dat de voor [minderjarige 1] , maar ook voor [minderjarige 2] , noodzakelijke hulpverlening wordt opgestart, zodat duidelijk wordt waar hun weigering tot contact met hun vader vandaan komt en daar adequaat op gereageerd kan worden.
5.3.
Daarvoor is het belangrijk dat de GI zicht gaat krijgen op niet alleen de thuissituatie bij de moeder, maar ook en in gelijke mate in die bij de vader. In beide thuissituaties moet het voldoende veilig en stabiel zijn. Daarover bestaan vooralsnog bij moeder geen zorgen, anders dan dat zij het lastig vindt om de minderjarigen te helpen met het contact met hun vader. De minderjarigen geven echter wel aan geen contact met hun vader te willen en ook bang te zijn. Het is belangrijk dat er in eerste instantie zicht komt op de vraag of en zo ja in welke mate de vader kan aansluiten bij de minderjarigen. Als het contact mogelijk wordt hersteld is het voorts van belang dat er zicht komt op de interactie is tussen hem en de minderjarigen.
5.4.
Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI in de rol van regievoerder zicht blijft houden op de communicatie tussen de ouders. Er is sprake van voorzichtig herstel in de communicatie door het sturen van de wekelijkse mail aan de vader door de moeder. Verdere bemoeienis van de GI blijft echter nodig, omdat de ouders nog niet in staat om samen – zonder ondersteuning van professionals - over de minderjarigen te praten.
5.5.
De kinderrechter heeft de verwachting dat de ouders er op termijn weer in zullen slagen om de opvoedverantwoordelijkheid gezamenlijk te dragen, nu in het afgelopen jaar voorzichtige stappen vooruit zijn gezet.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 12 juni 2024 en tot 12 juni 2025;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024 door mr. Voorn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en op schrift gesteld op 18 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.