ECLI:NL:RBZWB:2024:4592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/02/421835 / JE RK 24-776
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gecertificeerde instelling, die het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog niet volledig is weggenomen. De minderjarige woont bij zijn moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, terwijl de vader, die de minderjarige heeft erkend, betrokken is bij de zorg en opvoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2024 zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders en de opstart van begeleid contact tussen de vader en de minderjarige, de situatie nog te pril is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI betrokken moet blijven om de ingezette hulpverlening te bestendigen en om te waarborgen dat de minderjarige de traumatische ervaringen kan verwerken. De beslissing is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421835 / JE RK 24-776
Datum uitspraak: 26 juni 2024
Uitwerking verkorte beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R. Wouters te Middelburg.
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 april 2024;
  • de e-mail van 7 juni 2024 van mr. Schijvenaars;
  • de brief van 10 juni 2024 van mr. Schijvenaars.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, met zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door mr. L. Verheuvel, waarnemend voor mr. R. Wouters;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 26 juni 2024 een verkorte beschikking gegeven. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 juni 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Het is belangrijk dat de betrokkenheid van de GI vanuit de ondertoezichtstelling nog langer doorloopt. [minderjarige] is sinds de start van het schooljaar (in september 2023) gestart met twee dagen op de zorgboerderij en drie dagen op school, zodat hij meer tot leren komt. [minderjarige] lijkt traumatische gebeurtenissen te hebben meegemaakt in de relatie tussen de ouders en deze nog niet te hebben verwerkt. In oktober 2023 is voor [minderjarige] speltherapie opgestart via [jeugdzorgspecialist] met als doel de traumatische ervaringen te verwerken. De GI heeft Expert in Ouderrelaties ingezet voor bemiddelingsgesprekken tussen de ouders. Op 21 maart 2024 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden met beide ouders. Sindsdien zijn ouders beter in staat om afspraken te maken en het belang en de opvoeding van [minderjarige] centraal te stellen. Sinds november 2023 is gestart met videobelmomenten tussen [minderjarige] en zijn vader, begeleid door [zorgorganisatie] . Deze momenten vinden om de week plaats. [minderjarige] heeft aangegeven behoefte te hebben aan fysiek contact met zijn vader. Vivet is ingeschakeld om de omgang te begeleiden en Goed Genoeg Ouderschap uit te voeren. Het eerste begeleid contactmoment was op 10 april 2024. Dit is goed verlopen. [minderjarige] krijgt van beide ouders steeds meer (emotionele) toestemming om contact te hebben met de andere ouder. De GI hoopt dat de ouders de positieve ontwikkelingen doorzetten zodat zij het op termijn zelf kunnen gaan regelen, zoals ze willen. Voor nu is er nog wel outreachende en directieve regievorming nodig door de GI. De gezette positieve stappen zijn nog pril en het is nog te vroeg om het dwangkader los te laten. De GI denkt niet of het de ouders nu al lukt om in het vrijwillig kader stappen vooruit te zetten. De GI acht het nodig dat er de komende periode duidelijkheid komt over de opvoedvaardigheden en opvoedomgeving van vader en dat de ouders blijven meewerken in het belang van [minderjarige] . Daarnaast wil de GI blijven kijken naar hoe het contactherstel tussen [minderjarige] en vader blijvend kan zijn.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het beter gaat met [minderjarige] . De moeder en [minderjarige] ontvangen eens per week hulp thuis van [zorgorganisatie]. Hiernaast volgt [minderjarige] speltherapie bij [jeugdzorgspecialist] en daarin maakt hij echt sprongen vooruit. Via deze speltherapie is hij traumatische ervaringen uit het verleden echt aan het verwerken. Wellicht wordt deze speltherapie afgebouwd en verder gegaan met PMT. [minderjarige] is recent gewisseld van school en van school heeft de moeder te horen gekregen dat hij het heel goed doet. Hij zit daar in een kleiner klasje met meer persoonlijke begeleiding. Het eerste gesprek bij Expert in Ouderrelaties was nog spannend, maar de gesprekken daarna verliepen al veel beter. Er zijn wat afspraken gemaakt tussen de ouders en de moeder heeft gevraagd of deze afspraken kunnen worden vastgelegd maar dat was nog niet mogelijk. De moeder werkt goed mee aan de hulpverlening en heeft ook voor het uitspreken van de ondertoezichtstelling al actief hulpverlening gezocht dus de moeder vraagt zich af of wel wordt voldaan aan de gronden voor de ondertoezichtstelling. De moeder vraagt zich af of [minderjarige] nog wel wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, nu het contact met zijn vader is opgestart. De moeder ervaart de ondertoezichtstelling als belastend. Als er nog verder regie nodig is dan kan dat vanuit de gemeente Middelburg worden geboden. De ondertoezichtstelling richt zich formeel gezien alleen op de moeder omdat de vader niet met het gezag over [minderjarige] belast is. Het zou wel prettig zijn dat de ondertoezichtstelling af wordt gesloten met een borgingsplan dus de moeder kan zich voorstellen dat de ondertoezichtstelling nog kort wordt verlengd tot het einde van de zomervakantie zodat het borgingsplan kan worden opgesteld.
4.3.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is veel ten positieve veranderd. Aan het begin van de ondertoezichtstelling was er sprake van veel ruzie tussen de ouders en een beperkt contact tussen de vader en [minderjarige] . Momenteel gaat het stukken beter tussen de ouders en is het contact tussen de vader en [minderjarige] opgestart. De positieve situatie is echter nog maar pril. Er hoeft maar iets te gebeuren en de situatie ontvlamt weer. Momenteel is er nu begeleid contact tussen de vader en [minderjarige] in [plaats]. Het is de bedoeling dat op termijn ook omgang plaatsvindt bij de vader in [woonplaats] . De GI moet echter nog bij de vader thuis langskomen om de situatie te beoordelen. Ook vraagt de vader zich af of de moeder mee zal blijven werken aan de hulpverlening als er niet langer sprake is van een gedwongen kader. Het is dus noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd.

5.De beoordeling

Belanghebbende
5.1.
Bij brief van 10 juni 2024 heeft mr. Schijvenaars de kinderrechter verzocht de vader als belanghebbende in deze procedure aan te merken. De kinderrechter oordeelt als volgt. De vader is de juridische vader van [minderjarige] . De vader is betrokken in het leven van [minderjarige] en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is (mede) gericht op de omgang tussen de vader en [minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat daardoor zich voldoende feitelijke omstandigheden voordoen die maken dat de vader als belanghebbende over [minderjarige] dient te worden aangemerkt. Het verzoek van de vader daartoe zal dan ook worden toegewezen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] wordt nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. Alhoewel er grote stappen in de goede richting zijn gezet, is er gedurende een hele periode sprake geweest van contactverlies tussen de vader en [minderjarige] en dit contact is met de inzet van hulpverlening opgestart. Het is ouders zelf niet gelukt om dat voor elkaar te krijgen. Momenteel is er sprake van begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] in [plaats], maar de bedoeling is dat deze omgang ook bij de vader in [woonplaats] gaat plaatsvinden. De GI moet nog zicht krijgen op de situatie bij de vader thuis. Het is dan ook belangrijk dat de GI vanuit diens functie van regievoerder betrokken blijft. De kinderrechter deelt de mening van de GI dat het op dit moment te vroeg is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Daarvoor is de positieve situatie nog te pril. Het is belangrijk dat de GI betrokken blijft om de ingezette hulpverlening voor [minderjarige] te bestendigen, zodat hij de (traumatische) gebeurtenissen kan verwerken. Ook kan binnen de komende periode blijken of de ouders de positieve stappen die zij hebben gezet voor wat betreft de onderlinge communicatie en samenwerking, blijven vervolgen en kunnen eventuele stagnaties door de GI worden opgevangen.
5.3.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 27 juni 2024 en tot 27 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Voorn, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier, en op 26 juni 2024 verkort schriftelijk uitgewerkt en ondertekend en op 2 juli 2024 definitief schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.