2.9Uniform Hulpaanbod
2.9.1Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, concludeert de rechtbank dat er voldoende reden tot zorg is over de moeizame verstandhouding van partijen en het gebrek aan een constructieve communicatie en samenwerking tussen hen als ouders van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ondanks de eerdere inzet van mediation lukt het partijen thans (nog) niet om in het belang van de minderjarigen met elkaar in overleg te treden en tot goede afspraken te komen over onder meer (een opbouw van) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en een vakantie van de minderjarigen met de vrouw naar het buitenland. Het is de rechtbank daarnaast gebleken dat het partijen niet goed lukt om de minderjarigen buiten hun onderlinge, voortdurende strijd te houden en dat de minderjarigen daar veel last van hebben. Inmiddels hebben partijen wel overeenstemming bereikt over het begeleidingstraject van [minderjarige 2] bij [woonzorgcomplex] . Dit traject ziet op het contact tussen [minderjarige 2] en de man. Eerder weigerde de man hier zijn toestemming voor te geven, maar het traject is ondertussen opgestart en verloopt naar het de rechtbank is gebleken tot op heden goed. Daarbij begrijpt de rechtbank dat [minderjarige 2] het (telefonische) contact dat zij thans met de man heeft, als goed en gezellig ervaart, en dat er op het tempo van [minderjarige 2] wordt toegewerkt naar een vorm van fysiek contact tussen hen. Het is de rechtbank ook gebleken dat er een nader diagnostisch onderzoek voor [minderjarige 2] zal worden verricht gelet op de (eerdere) gedragsproblemen, onder meer gelegen in woedeaanvallen en automutilatie, zodat duidelijk wordt of en waarbij zij nadere ondersteuning behoeft. Ook bij de minderjarige [minderjarige 1] was er sprake van automutilatie. Hier is inmiddels, net als bij [minderjarige 2] , geen sprake meer van. Voor [minderjarige 1] is hier direct passende hulpverlening voor ingezet, welke inmiddels is afgerond. Verder begrijpt de rechtbank dat de minderjarige [minderjarige 1] op dit moment geen behoefte heeft aan contact met de man.
2.9.2Uit het voorgaande blijkt dat partijen op dit moment (nog) niet voldoende in staat zijn om adequaat en in het belang van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met elkaar te overleggen, afspraken te maken en de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarige kinderen een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarige kinderen voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 20 juni 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
2.9.3Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de kinderen;
- de kinderen heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
2.9.4Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van het de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de kinderen (
lichte interventie);
- de kinderen en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
2.9.5Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
2.9.6Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot de kinderen.
2.9.7Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
2.9.8Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
2.9.9Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
2.9.10Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
2.9.11Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
2.9.12De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
2.9.13Omdat ouders en hun kinderen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op de verzoeken van de man en de vrouw met betrekking tot het nakomen dan wel wijzigen van de zorgregeling, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van zes maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.